23 Juni
Gisterennacht is de vader van Martha gestorven. Tegen één uur toen ik juist ingeslapen was, werd er luid aan de voordeur gebeld, en hoorde ik, wakker geschrikt, mijn naam roepen. Ik herkende de stem van Martha, snelde naar beneden en vroeg wat er was. Ontdaan zeide zij mij met hortende stem, dat haar vader stervende was. - ‘Kom! ik ben alleen met mijn moeder.’ - Ik haastte mij, waarschuwde Christine, en liep op een draf naar de nabij gelegen woning. Er was niets meer te helpen. De man was dood. Met den dokter, die weldra kwam, probeerde ik alles. Maar het leven was gevloden. Toen heb ik met een ander den dode afgelegd. En onderwijl huilde aan de overzijde van de straat een hond, jammerlijk en zonder ophouden. Enige uren later kwamen de twee broers van Martha, en ben ik heengegaan.
Ik kan mij maar niet bevrijden van den aanblik van dien dode. Hij had zich te slapen gelegd als iederen avond,