vette geestigheid waarover géén der aanzittenden bloosde rinkinkten de glazen, de borden, de flessen en het tafelzilver! Ik voelde mij verplaatst bij de tijdgenoten van Jordaens of van Breughel. Elke schotel welke door een roodwangige dikke kookvrouw, die haar edele kunst meesterlijk verstond, op pompeuze wijze werd opgedragen en aangekondigd, vormde een prachtig stilleven. Het was inderdaad een schoon schouwspel, die eindeloze reeks van gerechten, keurige voorspijzen, tarbotten, rosbiefen, kalfskarbonaden, reebouten, kippen, jonge erwtjes, fijne wortelkens, kreeftensalade, nieuwe aardappels, taarten, gember, kazen en uitmuntende chocolade en dit al natuurlijk overvloedig bevocht met rode en witte wijnen van de puikste merken. En dan de gast, de onvergetelijke, die schranste en dronk! Het was een heldendicht, van zeker slag, in actie! - Tegen tien uur ben ik heengegaan, toen de aandacht van den Gargantua ganselijk benomen was door een reusachtige taart, en de tafel stond nog beladen met schonen overvloed van fruit, met bokalen vol lekkernijen, en reeds, te vroeg! werd de koffie aangedragen, vergezeld van een indrukwekkend carré van flessen likeur, waarvan de gast zekerlijk wel uit elk twee glaasjes zal genomen hebben! Doch van deze gebeurtenis ben ik geen getuige geweest, en ik kan dit dus niet met stelligheid verzekeren. Die Gargantua, onderwijzer aan een lagere school, scheen werkelijk niet de minste vrees voor den dood te hebben, noch zich te bekommeren om het raadsel des levens. Zijn maag is zijn god, en hij toont dezen zijn verering op daadwerkelijke wijze! - Wat mag het zieleleven van een dergelijk individu wel zijn?