20 Januari
Vele en ook bizondere mensen ontmoet, doch zonder enige vreugde. Zij kunnen mij niets geven. Mijn aandacht dringt naar de diepten, en zij schijnen kalm het leven aan te nemen en niet de ontsteltenis te kennen om het feit, dat aan alle kanten wij omgeven zijn door de raadselen.
Het bestaan lijkt mij een smartelijke chaos. Hoe komt het dat in mij, die menselijkerwijs gesproken gelukkig, diep gelukkig ben, het leed der wereld zo geweldig weerklinkt? Er wordt ieder ogenblik, op elke plek der aarde, nameloos geleden, aan het lichaam en in den geest; dat valt niet te ontkennen. En dat lijden, dat onafgebroken kommervol gemarteld worden heeft geen zin. Ziedaar de gedachte en het visioen welke mij en Christine doen bloeden.