Branding
(1930)–Pieter van der Meer de Walcheren– Auteursrecht onbekend
[pagina 96]
| |
Otto van ReesWat u dadelijk treft bij 't eerste 't beste schilderij, dat ge van Otto van Rees te zien krijgt, is iets onhollandsch', iets niet-gewichtigs, 'n Fransche voornaamheid in dunne kleur en fijnen vorm, hetgeen ge niet veel zult aantreffen bij de meestal zwaar-vervende Hollandsche schilders. Trouwens Otto van Rees heeft zijn picturale ontwikkeling in het buitenland doorgemaakt, al is hij begonnen in 1904, toen het hem ernst werd, met bij Toorop te Domburg te gaan werken, uit welken tijd van nog onzeker en vaag zoeken ik mij een gevoelig zeelandschap herinner, dat toch reeds een persoonlijk karakter had.
Na eenigen tijd met Heijenbrock door de Borinage en de sombere fabrieksstreek rond Charleroi gezworven te hebben, vestigde hij zich te Parijs, waar hij een tijdlang woonde op Montmartre, op de vroegere, welbekende en schilderachtige place de Ravignan, met Picasso en Van Dongen, wier picturalen invloed - Picasso was toen nog niet cubist, van Dongen niet de latere mode-schilder - hij als veel jongere sterk onderging. Dit Parijsch verblijf is onderbroken geworden door een maanden-lange reis naar Italië. Hij | |
[pagina t.o. 96]
| |
De heilige Familie. Naar een Schilderij van Otto van Rees
| |
[pagina 97]
| |
woonde, getrouwd, bij Rome te Anzio aan de Middellandsche Zee. Zijn werk daverde toen van licht. Hij was een luministisch impressionist. Met klare, helle kleuren, als ware er niets als zon! schilderde hij landschappen, figuren, stillevens. Terug ging hij naar het noorden. Weer te Parijs, en in de omgeving dezer stad, in het rijke, zware korenland, waar Millet gewerkt heeft, de machtige streek met de weidsche horizonnen tusschen Fleury en Barbizon. Zijn werk begint zich te vereenvoudigen. Er komt een zoeken naar bouw, naar compositie. Ik herinner mij uit dien tijd - najaar 1909 - een landschap: onder hooge boomen aan een viersprong van landwegen, een Kruis. Hij gaat nu grootere decoratieve schilderingen maken van vlakke kleur-compositie, verwerkt de voorstelling tot een geordenden bouw, tot een schoon samenstel van kleurvlakken, die nog den vorm houden van het voorgestelde. Volumen en perspectief verdwijnen. Het is decoratief, en breede arabesk. Hij kiest curieuse onderwerpen voor een ongeloovige: Adam en Eva, vóór en na den val, doeken, die op de tentoonstelling der Indépendants en het Salon d'Automne te Parijs (1910) om hun eigenaardige factuur de aandacht trekken. Hij keert zich meer en meer naar het cubisme. Jarenlang is hij een streng, zelfs fanatisch cubist.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 98]
| |
Doch na zijn bekeering tot het Katholicisme in 1915 - te Ascona in Ticino werd hij met vrouw en kinderen gedoopt, - komt er langzamerhand een kentering, bloeit er allengskens een milder leven in de cubistische vormgeving, die hij zoekt, doch die, al is zij zeer zeker een voortreffelijke zuivering der middelen en geeft een strenge oefening voor het componeeren van een schilderij, slechts een doorgang kan zijn tot rijper, volledig, en rijker werk. Een eerste poging om in het cubistisch procédé ook werkelijk meer inhoud, weer een levend gevoel van menschelijkheid te geven, is het doek, dat een saamvatting tracht te bouwen van de | |
[pagina 99]
| |
figuur, van de gestalte zoowel als van de ziel van den heiligen Benoît Joseph Labre. Er is in dit schilderij voor mij, ondanks den schematischen vorm, een droomende innigheid en een vroom gevoel, een eenheid van innerlijkheid en kleur-uitdrukking, die mij heel wat directer treffen dan alle mij bekende, romantische afbeeldingen van dezen gelukzaligen bedelaar. Hij blijft nog voortdurend streng-cubistische stillevens maken. Hij construeert de fijne kleurvlakken. Er is geen voorstelling. Onder de goede tucht van het cubisme leert hij het rustig, geestelijk bouwen van een zuiver samenstel van vlakken. Het zijn soms mooie vingeroefeningen, oefeningen ook om een zoo zuiver mogelijke techniek te krijgen, ontdaan van alle valsch-litteraire, onpicturale gevoels-troebelheid. Het is een streng-intellectueel zoeken naar den eenig-juisten, zuiverschoonen vorm.
* * *
Na 1919 is er een smartelijke stilte. Maar al schildert hij weinig in dien tijd van schrikkelijk leed, het werk - wat wilt ge? hij is een kunstenaar - groeit in hem tot rijpheid, langzaam, bijna ongemerkt. Hij woont te Oosterhout in de buurt van de Benedictijner-abdij. Zijn inzicht verdiept. Zijn kunstenaarschap wordt vaster, stelliger. Door het groote leed verinnigt het gevoel. Hij vindt den volleren vorm voor zijn verbeelding. Zijn werk wordt meer picturaal. En de twee laatste jaren, | |
[pagina 100]
| |
vooral sedert hij nu te Deurne woont, heeft hij hard gewerkt. Het resultaat: landschappen, composities, portretten, stillevens, is belangrijk niet enkel om de schilderijen zelf, maar ook uit het oogpunt van moderne religieuse kunst.
* * *
Door dit werk spreekt zich een persoonlijkheid uit. Niet een geweldige. Maar in zijn soort is dit werk, dat een eenheid vormt van binnen-uit èn door zijn kleur èn door zijn schilderkunstigheid, volledig en voldragen. Van Rees dringt niet boven zijn vermogen uit. Zijn aard is zuivere innigheid. Er ligt een stille glans over dit werk. In al deze grootere en kleinere schilderijen voelt ge een warme wijding. Hij tracht niet tegen zijn aard in te werken, door onderwerpen te nemen boven zijn macht of de tragiek van het leven uit te beelden. Want als hij Christus in den Hof van Olijven, of Christus' geeseling schildert, dan is daar niets gegeven aan tragisch gebaar, aan hartstochtelijke uiterlijkheid, aan het direct-pakkende van felle kleuren en excessief gevoel. Maar het schilderij, - dat in allereerste plaats geschilderd is en niet met abstracte hokjes en lijnen, maar in levende vormen en zachte, innige kleuren geconstrueerd is, - wordt de bezonken gedachte over het gebeuren, een warme milde mijmering (volstrekt niet slap of sentimenteel, maar zonder geweld, vanzelf naar binnen gekeerd), en bij rustig indringend beschouwen blijkt het u ontroerender, meer blij- | |
[pagina 101]
| |
vend van gehalte dan menig, wellicht sterker-geschilderd, maar minder in al de onderdeelen volgehouden tafereel. Op het eerst gezicht is b.v. de kleine schets voor Christus' geeseling intenser van expressie, doet u feller aan, dan het groote doek met dezelfde voorstelling. Zoo was ook mijn persoonlijke indruk. Doch ik meen, dat die eerste indruk onjuist is. De schets is feller, schematisch, pakt direct. Maar het groote schilderij, ge moet het langzaam veroveren en tot uw bezit maken. Het lijkt eerst bijna te rustig, te harmonisch van bouw, te vredig. Ge denkt u Christus' geeseling, smartelijker. Ge blijft de schildering bekijken met aandacht, en door den rustigen, soberen bouw, door de warme, eenvoudige kleur, door het gebaar van de handen, door de gelatenheid van het hoofd, door de compositie der vormen, van het lichaam en de omgeving, begrijpt ge de innerlijkheid en de gedachte van waaruit de schilder aldus, en niet anders dit gebeuren gebeeld heeft. Klein is de afmeting van den Hof van Olijven. Het is geen machtige visie van dit ontzaglijk oogenblik. Maar zooals van Rees het geeft met de twee slapende figuren onderaan, en Christus, daarboven op een hoogte, diep voorover ter aarde gebogen, verpletterd onder de schrikbarende visioenen, is dit schilderijtje geworden tot een geest en hart ontroerend kunstwerk. Het zijn de eenige tragische onderwerpen, die van Rees ooit behandeld heeft.
* * * | |
[pagina 102]
| |
Alvorens het grootere werk te bespreken, wil ik nog iets zeggen over van Rees'portretten en de kleinere schilderijen, enkele landschappen en stillevens. Zoowel het portret van Nelly v. W. als dat van mevrouw W. zijn, wat men zoo noemt, mooie vlot geschilderde stukken. Ik bedoel dit allerminst in de beteekenis van oppervlakkigen zwier. Deze minderwaardigheid treft ge nooit bij van Rees. Het is deugdelijk, goed schilderwerk, van prettige gracie, van fijne ingetogenheid, dat gebeeld werd van uit een helder gezicht op het onderwerp. Zonder dat er naar psychologische indringing gezocht is, wordt de aard van de geportretteerde vanzelf plastisch zichtbaar door de zwierige volheid van compositie en factuur, waarmee zoowel gelaat, als jurk, omgeving en gebaar geschilderd zijn. Fijner, precieuser, en in zekeren zin directer, doet het portret van een jongen Japanner aan, terwijl dat van den ouden man met de Rozenkrans scherper, harder, meer doorwerkt, maar minder volledig van gevoel schijnt te zijn. Anders, met meer forschheid gepenseeld, decoratiever en kleuriger is het portret van het dochtertje van den schilder, dat, ondanks de juist getroffen houding van het zittende meisje, toch oppervlakkiger lijkt dan de portretten van Jacques Maritain en mevrouw R.M. Vooral dat van Maritain boeit mij bijzonder. Met den soberen bouw van het hoofd, in de simpele behandeling der gelaatstrekken, door heel de juiste compositie van het ietwat terzijde gebogen hoofd, bereikt hij, | |
[pagina 103]
| |
aan den beschouwer den fijnen geest en de goedheid van den Franschen philosoof te leeren kennen. Het portret van diens vrouw R.M. is neergeschreven, fraai en sierlijk, als een wonderlijke bloem. Van de landschappen herinner ik mij vooral een drietal: Landhuis, een sneeuw-gezicht van een zuivere kleuren-waarde en droomende innigheid; de Rue Boissonade, feller van kleur; en het fijne, stil-jubileerende Ascona-landschap: wat blauw en groen op den voorgrond, een paar kleurige huizen, wat daken en daarachter de heldere machtige stijging van het gebergte; alles eenvoudig, in strenge soberheid van vorm en kleur.
* * *
Otto van Rees zoekt niet met een schok te ontroeren. Hij boeit langzaam uw oog, uw geest door wel-overwogen compositie, door teere, onderling-harmonische kleuren, door den zuiveren opbouw van vormen, door een juiste en schoone indeeling van het vlak, door zijn plastische visie; want zijn werk is plastisch, is picturaal. De vormen hebben volumen door de kleur, al maakt een schilderij van hem nooit een gat in den muur. Hij wil den wand versieren, niet met enkel lijnen en kleuren, maar met een volle voorstelling. Wanneer ge dan ook de grootere doeken ziet, de composities, als de Heilige Familie, de Bruiloft van Cana, St. Christophorus, het nog ietwat rumoerige ontwerp van den Barmhartigen Samaritaan, dan vraagt ge u met eenige verwondering | |
[pagina 104]
| |
af, waarom aan dezen schilder nog geen opdracht gegeven is om schilderingen in een onzer kerken te maken. Dit werk zou er op zijne plaats zijn, en de geloovigen zouden het lezen als een open boek, en vroom gestemd worden door het warme innige, niet hevige, maar zeer gave en teedere gevoel van den kunstenaar, die zijn innerlijk gezicht op het bijbelsch verhaal en de levens der heiligen, in zuiveren picturalen vorm verbeeld heeft. Van Rees' werk is volmaakt eerlijk en trouwhartig; en van een fijnzinnige voornaamheid. Het is vrij ook, ondanks den hechten bouw, en sierlijk, zonder de minste gemaniëreerdheid. Er is 'n drang naar het groote. En hij bereikt dit ook heel dikwijls. Ziet b.v. zijn Christophorus. Het is als wandschildering gedacht. Recht voor u staat de machtige gestalte van den Christusdrager, den trouwen dienaar, heel de hoogte van het doek vullend. Innig goed en aandoenlijk is het kinderlijk gebaar van den kleinen Jezus, die als een brooze vogel op den schouder van den reus rust. Rondom is de wilde bewogenheid van den storm uitgebeeld in de mooi en picturaal opgeloste plooien van het wapperend gewaad en de diepe golvingen van het water. Tusschen het grootere werk neemt een kleine voorstelling van de Maria-boodschap een aparte plaats in. Het is geschilderd als een verluchting, vol teer gevoel, en ontroert door de zachte flonkering van kleur. Terwijl de Madonna di Ré, bestemd om te Ascona tegen den gevel eener woning geplaatst te worden, naar ik meen, buiten de kleur en de fac- | |
[pagina 105]
| |
tuur van Otto van Rees valt, heeft het laatste groote werk, dat hij schilderde, de Bruiloft van Cana, een volle rijkheid van kleur, een warmte van gevoel, een breedheid van compositie, die een duidelijk bewijs zijn, dat van Rees in staat is tot weidscher concepties, tot grootere scheppingen, dan men uit veel van zijn werk vermoeden zou. Ik beschouw dit groote doek werkelijk als een prachtige praestatie, en een verblijenis. Het is daarbij zoo zonder eenige emphase, door en door eerlijk en eenvoudig, boordevol leven, en van zoo'n in-hartelijk en vroom gevoel. Het geeft de voorstelling volledig, en tevens is het in zijn beslotenheid, groot en nergens verslappend in den symphonischen bouw. Dit schilderij is mij een sterke vreugde, want het wijst naar nieuwe rijkere mogelijkheden, naar een voller levensvisie van den kunstenaar, Doch misschien is de Heilige Familie (uit 1923) tot nog toe wel het beste, het volledigste werk van Otto van Rees. Het is volkomen gaaf; Jozef heeft een eigen wezen, 't van deemoed ontroerende gelaat is als in een lichte schaduw teruggetrokken; Maria is de zuivere hooge moeder; Jezus, het wonderbare Goddelijke kind. Ze zitten met hun drieën, aan een tafel, waarop brood en kruik en beker. Het is als een plechtigheid, stil en innig, en toch grootsch. En het blijft picturaal, zooals het stilleven van de tafel, de prachtige plooien van den mouw van Jozef's gele kleed, zijn gelaat, het Kind, en de Moeder. Het is een zeer schoone vermenging van menschelijkheid en goddelijkheid, het heilige samenzijn van dit wondere | |
[pagina 106]
| |
gezin. Het is tot een eenheid gegroeid, natuurlijk, door kleur en plastische vormen; uw bewonderende, ontroerde aandacht gaat van buiten naar binnen, en ziet weer verrukt de uiterlijke schoonheid, door welke ze opnieuw tot de innige volheid van dit van levend gevoel doorzield schilderij ongemerkt gevoerd wordt. Tusschen het zware, kleur-broeiende werk der meeste moderne Hollandsche schilders, heeft het werk van Otto van Rees met z'n milde innigheid, met de sobere eerlijkheid der middelen, met het zacht-bescheidene van de fijne kleuren, die zóó zuiver en juist het gevoels-leven van dezen schilder vertolken, een zeer eigen plaats.
Febr. 1924 |
|