Van Dam had gelast dat de mannen van boven de zestig
en zij, die nachtdienst hadden, voor het front moesten komen, en hen naar huis
gestuurd. Een daad van gratie! Tegenover Joden! ‘Gleichschritt, marsch!’ ‘Links
schwenken!’ Op deze twee commando's een vrolijke mars van fantastisch geklede
mannen in het schemerdonker, zonder reliëf, zonder gedonder, zonder schelden,
zonder liggen en opstaan. Hoe is het mogelijk. Om precies half elf naar huis met
het dreigement van Van Dam, kinderstemmetje: ‘Zolang zich niemand gemeld heeft
om nadere bijzonderheden over de gevluchten te geven, gaat dit elke avond door.’
Niemand was onder de indruk van dit tamme dreigement; integendeel, men vindt
het, voorlopig tenminste, prachtig, zo'n wandeling voor het naar bed gaan. Men
had het gevoel, dat Van Dam wat te ver was gegaan met zijn dreigement,
vijfentwintig man uit de barak naar de strafbarak te zenden, zonder dat hij
daartoe de bevoegdheid bezit, en dat hij nu zijn figuur wilde redden door het
gelasten van strafexercities. Maar van een half uur en zo tam! Het was
belachelijk, op het stompzinnige af. Intussen heeft gistermiddag een lid van het
barakbestuur zich bij Van Dam aangemeld met de verklaring, dat een van de twee
ontvluchten bij hem honderd gulden te leen was komen vragen, maar zonder dat
laatstgenoemde wist waarvoor. Stom: wie wat zegt, heeft wat te verantwoorden.
Resultaat: het lid van het barakbestuur ging de nor in om de plaats van de
vriend van de ontvluchte in te nemen. Zo zijn onze heren: belofte van
straffeloosheid; maar als zij hun woord gestand moeten doen: woordbreuk. Of de
gearresteerde gestraft wordt, zal nog moeten blijken; het blijft toch een
vuiligheidje, hem na zijn aanmelding gevangen te zetten.