Zaterdag 7 augustus
Trottel riep mij gisteren op de weg aan: ‘Hé; ik maak de zaak verder niet mee.
Het gaat me te hoog.’ Hij kon het niet op zijn verantwoording nemen, dat wij
stappen deden om de spanningen in het kamp te doen luwen en onheilen te
voorkomen achter de rug van de commandant om. ‘Dan moeten we maar naar
Schlesinger.’ Half zeven conferentie op zijn bureau. Joviale begroeting. Maar
schelmenogen. Voor oppassen. Deur op slot. Omslachtig verhaal van Trottel:
spionnen zijn al bezig te loeren, - zijn snoekogen worden een graadje geler -,
als de commandant er de lucht van krijgt, zijn we er allemaal bij, die maakt
geen grapjes. Schlesinger moet eerst een volmacht hebben van de commandant.
Schlesinger: ‘Mijne heren, ik heb de zaak geloof ik opgelost. Ik heb hier een
ontwerp, dat ik de commandant zal voorleggen; het voorziet in de instelling van
een “Schlichtungscommission” ten behoeve van de bedrijven, die een nieuwe
organisatievorm zullen krijgen. Groot geheim nog, mijne heren, dus discretie.
Iedereen in het kamp weet dit al. Als de commandant zijn goedkeuring er aan
hecht, kunnen we achter deze dekmantel ons gang aan.’ Trottel: ‘Nee, we moeten
open kaart spelen. En dat kunnen we. Ik ben veel aan de commandant verplicht en
ik geloof wel van hem gedaan te kunnen krijgen, dat hij ons de zorg voor de rust
van het kamp overlaat. Hij weet toch ook wel, dat de Duitsers de oorlog verloren
hebben en dat als het omgaat zijn leven in onze hand ligt.’ Schlesinger: ‘Dan
kent u de commandant niet. Hij is er vast van overtuigd dat Duitsland de oorlog
wint, hij is bovendien te goed gedisciplineerd om iets te laten blijken, en bang
is hij niet. Wij kunnen beter achter een sluier blijven om ons doel te
bereiken.’ Hij trekt met beide handen de lapellen van zijn colbertje halverwege
samen om te manifesteren wat hij bedoelt. Trottel doet allerlei omstandige
verhalen om te laten zien, hoe groot, dankzij zijn grote tact of persoonlijke
invloed, zijn successen zijn geweest in schijnbaar hopeloze gevallen. ‘Zie je,
dat heb ik 'm allemaal geleverd.’ Diplomaat, mensenkenner, maar grote ijdeltuit.
Schlesinger luistert met half geloken ogen verveeld naar Trottels bombast. Als
Trottel uitgesproken is, geeft Schlesinger me een leep knipoogje. ‘Wat is uw
bedoeling eigenlijk? De politieke leiding van het kamp te vragen? Dan zijn we er
allemaal geweest.’ Trottel: ‘Ik wil alleen er maar op wijzen dat er hier
spanningen bestaan en onze medewerking aanbieden tot het bevorderen van de
rust.’ Schlesinger zwaait om: