jonge mensen Russisch te parlevinken. ‘Och, speelt u een
Russisch liedje voor me?’ Een Russisch liedje op de balalaika. Twee, drie, vier
Russische liedies. Tussen de hoge bedden met hun zwervende vodden. Sfeer van een
transmigrantenboot op de Wolga. Stjenka Raza. Een tweede Rus begint met schorre,
verrookte stem te zingen. De balalaika ondersteunt hem. Het ene liedje volgt op
het andere. Heerlijke, melodieuze, kinderlijke liedies, ritme, vaart. Kring van
belangstellenden. Stem uit een bovenbed: nog een Rus. Wonderlijke combinatie:
Jodenkamp, barak met gedoopte Joden, Russische kolonie, visite van rasechte
Nederlandse Joden, spontane verbroedering. Man met de balalaika tot jonge vrouw:
‘Ik ken u al van vroeger: u hebt in Amsterdam op straat eens in het Russisch
mijn dochtertje aangesproken, toen ik met haar liep te praten.’ Vertederd nemen
we afscheid. Gelukkig dat er nog iets anders in de wereld is dan oorlog, dan
nationaal-socialisten, dan pakketjes, dan vermoeidheid. Goed gestemd zoeken wij
onze barak op, alsof er iets groots in ons leven is gebeurd. Gisteren is men
begonnen de s-mannen in barak 67 kaal te scheren. Ze krijgen
gevangeniskleding. Eergisteren is hier een gewonde Ariër binnengebracht en in
het ziekenhuis opgenomen. Naar verluidt heeft hij een moordaanslag gepleegd op
de burgemeester van Beilen, een nsb-er. Gefluisterd wordt dat
de binnengebrachte een man van Vrij Nederland is. Hij wordt verpleegd door
hoofdbroeders en heeft totnogtoe enkele malen bezoek gehad van de
Obersturmführer. Ook van de recherche, die hem enige malen heeft verhoord. De
Obersturmführer ging de recherche de eerste keer voor op de fiets, in poloshirt,
met blote armen, als wegwijzer. Arm links, arm rechts. Groot vertoon in het
kamp. Vandaag bezoek van een hoge Piet, de secretaris van Rauter, ene Harster.
Sterren met gouden balken. De gewone nerveuze vertoning: wij moesten onze bedden
behoorlijk opmaken, voor halfacht de deur uit wegens een extra schoonmaakbeurt
voor de barak, geen middagdutjes, de zieken moeten op hun pyama een vastgenaaide
ster dragen. Waarom het er zo keurig moet uitzien in een barak van Joden, die
bij de nationaal-socialisten bekend staan als onordelijke Zigeuners, is niet
duidelijk. Het ziet er anders helemaal niet keurig uit; een leek ziet dat met
één oogopslag. Op de wegen patrouilleren dubbelposten van od-ers en Not-Bereitschafters, de eersten in groene, de laatsten in blauwe
overalls, om er op toe te zien, dat Joden niet blijven staan praten. Het kamp
moet de indruk maken van een bijenkorf, waar - potdorie! - gewerkt wordt. Zo
‘uzt’ de Obersturmführer zijn Vorgesetzte, die inspectie houdt. Bokswedstrijd
van jonge Joden bijgewoond in de zaal, waar overdag een paar honderd vrouwen
dicht opeengepakt met benepen gezichten aardappels zitten < te >
jassen. Ergens in een hoek lag tussen latwerk een paar ton