Donderdag 22 juli
Eerste conflict in onze nieuwe barak. Vanmorgen om half negen wandelt een lopend
patient, een bokser, gespierd als een gorilla, doodgemoedereerd langs de portier
de barak uit voor een slentertochtje op en neer langs de vensters. Stijl barak
82. De portier, eea Duitser, een gezicht als een ijzeren masker, stuift naar
buiten. Wijst met zijn duim gebiedend over de schouder, bars: ‘Naar binnen, de
barak in! Vóór elf komt hier niemand uit!’ ‘Je kunt me zeggen hoe laat het is.
In barak 82 was ik het anders gewend.’ ‘Ik zeg u: naar binnen, anders zult u 's
wat anders zien. Dan gaat u er uit!’ De patient wordt kwaad: ‘Wat zegt u? Ik zou
maar oppassen als ik u was!’ ‘Voor dreigementen ben ik niet bang, dat moet u
goed begrijpen.’ De patient stuift woedend op het portiertje af, heft een
machtige arm omhoog en brult: ‘Rotvent, als je niet oppast sla ik je tot pap.
Begrijp je dat?’ Het portiertje wijkt ineenkrimpend, doodsbleek in een hoek van
zijn loge terug, doodsbenauwd voor de geheven zware arm. Administratiepersoneel
komt verschrikt toegesneld. De portier, opeens weer moedig: ‘Hij gaat eruit, of
ik zal rapport maken bij de od.’ De patient: ‘Je kunt
barsten!’ Verdwijnt in de barak. Portier brult: ‘Ik zal de od
waarschuwen!’ Lid van het administratiepersoneel: ‘U is werkelijk te stroef. U
beschouwt de zieken als gevangenen. Het is hier geen gevangenis. Het zijn
mensen.’ ‘Ik heb mijn orders en daaraan houd ik me. Hij gaat er uit!’ ‘U kunt uw
orders hebben en toch kunt u de patienten menselijk behandelen.’ ‘Ik ben portier
en vertegenwoordig het politiegezag. Met het verdomde Hollandse karakter valt
niets te beginnen. Ze zullen zich behoorlijk gedragen. Ik heb mijn besluit
genomen, en nog nóóit ben ik van een besluit teruggekomen.’ ‘Dat is uw grote
fout, dat u dat niet kunt. Een verstandig mens komt van een besluit terug als
het te hard is.’ De portier aarzelt: ‘Als hij behoorlijk zijn excuses aanbiedt,
zal ik nog 's zien.’ Tweede conflict. Bezoekuur tussen zeven en acht. Smoorheet.
Bezoekers hangen aan en om de bedden als bijen aan de korf. In een hoekbed ligt
een oud-rector van een gymnasium, vermaard classicus, te lezen, zijn kippige
ogen vlak op zijn boek, dat hij hoog tegen het licht houdt. Het bezoek van zijn
bovenbuur omsingelt hem, berooft hem van het licht. Hij krijgt het benauwd,
breekt door de mensenkluwen heen, vlucht de portiersloge in. De portier vangt
hem op: ‘Dat gaat niet. U moet in uw bed blijven tijdens het bezoekuur.’ De
rector neemt hem met zijn glunderogen spottend op: ‘Dat moet u dan maar eens
proberen. Ik kan dat niet.’ ‘Wat ik moet proberen, zal ik zelf wel uitmaken.
Maar u moet u aan de reglementen houden.’ Hij wijst met uitgestrekte arm naar
een plakkaat aan de muur.