wonderlijke wereld’, zegt
ze. ‘Ik begrijp er niets van. Ik heb nooit geweten dat er zulke krachten hier
bestaan. Een oud, onooglijk mannetje met een pet diep in zijn ogen. Er stond een
hele rij mensen die niet aan de beurt konden komen en hij liep zo maar het
kantoor van de god binnen. Hij is geïnteresseerd in mensen van betekenis. Hij
komt straks bij je.’ Om zeven uur verschijnt Rood, bezweet, opgewonden,
overstuur: ‘Bedonderde boel, ik heb bericht dat ik morgen op transport ga.’ Ik
schrik. ‘Op transport? En ik dacht dat je er voor veertien dagen uit was.’
‘Dacht ik ook, maar het gaat niet door. Juffrouw Cirkel is er ook bij.’ ‘En
Puttkammer dan!’ ‘Wachten ze niet op. Zie dat je voor míj wat doet.’ ‘Da's niet
zo eenvoudig.’ ‘Zie maar, ik moet nu weg, heb nog veel te doen.’ Hij rent met de
Puttkammerbrieven trillend in zijn handen weg. Klein oud heertje met puntbaardje
verschijnt aan mijn bed. ‘Ik ben Trottel.’ Hij gaat op mijn bed zitten en begint
te fluisteren. ‘Het kan zijn dat u vannacht om vier uur toch nog moet pakken en
naar de trein moet. Maar dan zegt u de ordonnans maar, dat er een vergissing in
het spel is en dat hij u direct naar Schlesinger brengt. U noemt mijn naam, zegt
hem dat ik de zaak met mevrouw Schlesinger besproken heb en dat u op een
telegram van Puttkammer wacht. Dan komt de zaak in orde.’ Schripperman
verschijnt, tiré. Trottel: ‘U is te laat.’ ‘Ja, een minuutje maar.’ Trottel af:
‘U hebt het dus goed begrepen.’ Schripperman licht de zaak nader toe. ‘Ik heb
nog twee collega's. Kunt u daar nog wat voor doen?’ ‘Uitgesloten, het gaat om u
alleen. Ik doe het voor u uit vriendschap.’ Mysterieuze man. Hij verdwijnt,
heeft nog wat te doen. Acht uur: een forse man slentert langs mijn bed,
schijnbaar doelloos. ‘Daar gaat Schlesinger!’ De Grote Man. Is hij daar
toevallig, of voor mij? Hij treuzelt. Ik spring van mijn bed. ‘U is mijnheer
Schlesinger. Mag ik mij even bekendmaken? U kent mijn geval?’ ‘Ja, wat kan ik de
commandant zeggen?’ ‘Puttkammer is onderweg.’ ‘Geeft niet. U hebt wel lang
gewacht met het regelen van uw zaken. U is nu al meer dan drie maanden in het
ziekenhuis.’ ‘Lang gewacht? Ik heb eerst mijn vroeger gemengd huwelijk gehad,
maar dat gaf op een bepaald ogenblik niet meer. Barneveld is geprobeerd, maar
kon wegens mijn politieke antecedenten niet doorgaan. Nu is Puttkammer gaande.’
‘Ik zal zien wat ik voor u doen kan. U ziet mij morgen wel aan de trein.’
Schlesinger af. Alles kijkt hem vol ontzag na. De stationsdokter komt op mij
toe: ‘Was dat Schlesinger?’ ‘Ja.’ Pats op mijn schouder. ‘Dan is de zaak in orde
jong!’ Hij glundert van voldoening. Ik blijf sceptisch gestemd. Vanmorgen vier
uur bracht de ontknoping. Om negen uur verschijning Trottel, als uit de grond
gerezen. Hij fluistert: ‘In orde, wat? Ik heb ze alle vier gesproken. Nu moet ik
uw zaak gaan regelen. Want volgende week is er weer een transport.’ Wie ‘alle
vier’ waren, kan men slechts gissen. Van de vrouwelijke employé van de