Vrijdag 2 juli
Overlast van vliegen. Het jongste transport naar het Oosten heeft een pikante
noot. Onder de getransporteerden bevond zich een pasgekomen voornaam lid van de
Joodse Raad te Amsterdam, tezamen met zijn vrouw en zijn twee kinderen. Hij had
er op gerekend hier te blijven, maar hij had zich de vijandschap van de ‘alte
Kamp-Insassen’ op de hals gehaald: zij beschouwen hem als een dergenen, die
schuldig staan aan het feit, dat zij in het ellendige Westerbork werden
geïnterneerd. Schlesinger, het grote opperhoofd, heeft, zegt men, persoonlijk
aan Gemmeker verzocht hem op transport te zenden. Herrie in het hoenderhok.
Sommige Nederlandse Joden vinden het een schandaal, in het bizonder omdat zijn
vrouw niet zo sterk is, en zijn kinderen niet zo gezond, anderen gunnen het hem
van harte, omdat hij zich ook tegenover hen van een weinig sympathieke kant had
doen kennen. Zo gaat het soms in de hoge regionen van mannen, wier naam nooit
klank heeft gehad, die eerzame advocaatjes en handelsreizigers zijn geweest en
die zich nu de weelde kunnen veroorloven van grote rancune. De machtswellust
viert onder de hooggeplaatsten hoogtij, de arrogantie druipt menigeen uit de
ogen. Op het juiste ogenblik wordt deze machtswellust, deze arrogantie, soms ook
de luiheid, die hooggeplaatsten zich kunnen aanmatigen, gestraft. Maar
afgescheiden daarvan: waarom zouden hooggeplaatste leden van de Joodse Raad, die
slechts op eigen lijfsbehoud bedacht waren, voor transport naar Polen
gevrijwaard blijven, terwijl zoveel duizenden, veelal eenvoudige leden van de
samenleving, met hun medewerking of medeweten op transport zijn gestuurd! Het is
het lugubere leedvermaak van de kleine man, die de Joodse Raad verantwoordelijk
stelt voor zijn ongeluk, het hem kwalijk neemt dat hij de Duitse autoriteiten de
voet niet heeft dwàrs gezet, < blij > dat zich een wrekende macht
voor de hoog te paard zittende bonzen manifesteert. Hij gunt niemand het
transport naar Polen, maar, zegt zijn geprangde sentiment: ik, verdomme, goed,
maar híj dan ook. Gelijke monniken, gelijke kappen. Zo is Schlesinger, de
almachtige maker en breker van existenties hier, het werktuig, dat in de hand
van een hogere macht ten opzichte van bepaalde figuren recht doet, en aldus