Dinsdag 29 juni
Vandaag is weer een transport van tweeëntwintighonderd personen naar het Oosten
vertrokken. Onze rust heeft dus slechts drie weken geduurd. Met dit transport
zijn driehonderd zieken meegegaan en honderdvijftig s-gevallen, ondergedokenen die gisternacht waren aangekomen en zo als ze
reilden en zeilden, zonder enige uitrusting, zijn doorgezonden. Twee mannen
hebben in mijn barak vanochtend vroeg een poging tot zelfmoord gedaan. Mislukt:
de een heeft zijn halsslagader verwond, de ander werd voor dat hij de hand aan
zichzelf zou slaan het mes uit de hand gewrongen. De stationsarts heeft prachtig
ingegrepen. Lugubere stemming, grote bewogenheid. Nu het transport weer voorbij
is en de normale sfeer weer is teruggekeerd, is het alsof een woedende zee is
gaan liggen na een brullende orkaan. De barakken zijn nog altijd stampvol. Een
Jood die heeft verzocht hem op de lijst-Puttkammer te plaatsen is zestigduizend
gulden gevraagd voor zijn ‘Zurückstellung’, een andere een halve ton. In beide
gevallen zijn het s-mannen. De een heeft de eis afgewezen,
hij laat het erop aankomen, de ander overweegt nog wat hem te doen staat.
Vandaag van een Christen uit Amsterdam een doos vol tomaten ontvangen met een
begeleidend briefje, waarin staat: ‘Er zijn haast geen tomaten te krijgen. Zelf
had ik < er > totnutoe drie, de kinderen van mijn zuster niet
één.’ Aandoenlijk van zorg en opofferingsgezindheid. Grote opwinding over de
dood van Generalkommissar Fritz Schmidt, die op een dienstreis in Frankrijk het
slachtoffer zou zijn geworden van een ongeval. Men herinnert zich met
bitterheid, dat hij in redevoeringen heeft verklaard, dat de Joden in Polen hard
zouden moeten werken en puin zouden moeten kruien en dat hij niet zou rusten
voordat de laatste Jood uit Nederland zou zijn verdwenen.