In dépôt
(1964)–Philip Mechanicus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
kinderen per week gesteld. Een voorbeeld van behandeling van zieke kinderen: een kindje wordt met middenoorontsteking per open autobus naar het Academisch Ziekenhuis te Groningen vervoerd, zonder begeleiding, noch van de vader, noch van de moeder. Het oor wordt doorgeprikt, het kind wordt direct na de operatie weer op de autobus naar Westerbork gezet, waar de vader het aan de ingang van het kamp in ontvangst kan nemen. Het kind was zes maanden vrijwel aan één stuk door ziek geweest, griep, angina etc. Middenoorontstekingen, keelontstekingen, infecties van verschillende < organen > komen veelvuldig voor. Het klimaat is slecht, ruw, veel stof. Gistermiddag kleine sensatie tijdens het clandestiene rookuurtje in het waslokaal, corpulente, weldoorvoede man met grote blauwe ogen komt aangesloft in overhemd zonder boord en onderbroek. ‘Mag ik me even bekend maken, mr. Zo-en-zo, raadsheer van het Hof te R.’ Grote belangstelling. Geen kleinigheid. Geweldige aanwinst voor de ‘Plutocratenclub’ met haar supporters. Zonder ballotage toegelaten. De ‘Plutocratenclub’ bestaat uit een tandarts, een stuk of wat kooplieden, een journalist, allen wandelende patienten, die een kampvriendschap gesloten hebben; de supporters zijn eveneens van diverse pluimage. ‘Ja, mijne heren, ik zag u daar zo gezellig staan en ik gevoel mij hier nog lang niet op mijn gemak, ik dacht, ik zal mij maar bij u aansluiten. U vergeeft mij wel mijn summiere kleding. Ik was het óók anders gewend! “We zien wel dat u van goede kom-af is.” “Ik ben verbaasd over uw opgewekte stemming. Dat begrijp ik niet, maar dat zal wel aan mij liggen.” Dan moet u maar veel bij ons komen, dan zult < u > wel zien dat het best gaat.’ Een gek geval: wij hebben wat medelijden met de grote man, die hooggezeten over zovele mensen recht heeft gesproken en nu als een onbeholpen, zielig mens in zijn onderbroek voor ons staat. ‘Had u ook niet kunnen dromen.’ ‘Nee, en ik heb gedacht: och, ze zullen me wel laten zitten, me niet wegvoeren. Maar ze hebben me gewoon van huis gehaald.’ ‘U zult ook wel niet mild over de Moffen denken. Ik kan ze wel de strot afbijten.’ ‘Zit je weer op je stokpaardje? Leer je het nu nooit? Je bent eenvoudig infantiel.’ ‘Infantiel of niet infantiel, als het er straks op los gaat, en ik de kans krijg, doe ik mee. Maar dát wél. Ik rijg ze aan repen, verdomme! Jullie hebben geen bloed in je sodemieter!’ ‘Als je je niet kunt verheffen boven de ploerten, die je dit aandoen, dan ben je ook niet veel beter. Als je < zo > begint kun je een hoop Joden meteen mee de weg uitnemen. Daar zit ook een hoop schoelje onder.’ ‘Kan me niks verdommen, maar m'n wráák moet ik hebben.’ ‘Dat is jouw zaak, maar je bent 't toch zeker wel met me eens, dat wie heer wil zijn, niet tegelijk straatveger zijn kan. In geen enkele revolutie nog is het vuile werk door heren gedaan. Ook Hitler en zijn trawanten doen het | |
[pagina 46]
| |
vuile werk. Ze worden straks, als ze hun rol vervuld hebben, vanzelf wel opgeruimd, eensdeels door de woedende volksmenigte, andersdeels door de rechtbanken. Ik voor mij, ik verlaat mij op het recht. Wil jij tot de woedende volksmenigte behoren, ga dan je gang. Wat zou ú als rechter doen?’ ‘De menigte zal haar woede zeker koelen. Maar er komen natuurlijk speciale rechtbanken voor de berechting van landverraders. Hun lot zal wel de kogel zijn.’ ‘Ze moesten ze precies aandoen wat ze de Joden aandoen. Werken in concentratiekampen dat ze d'r bij neervallen. Dat hebben ze dubbel en dwars verdiend.’ De rechter verontschuldigt zich en retireert: zijn onderbroek zakt af; de knoop is losgegaan. Naar schatting hebben negentig percent der gemengd-gehuwden voor hun sterilisatie getekend. De uitvoering ervan is voor onbepaalde tijd uitgesteld. Krop sla gehad. |
|