‘Jawel, maar het is toch oorlog en wat valt er van Polen te
verwachten? Wat horen wij daarvandaan? Zo goed als niets!’ ‘Je kunt tenslotte
maar één keer dood, en of je tien jaar eerder gaat of tien jaar later, maakt
zoveel verschil niet uit. Het beste is te leven bij de dag. Het heeft geen zin je zenuwachtig te maken voor de dag van morgen. Het kan
morgen uit zijn met de oorlog en dezelfde dag kun je in een greppel vallen en je
nek breken. Ken je het geval van die soldaat, die in de vorige oorlog vier jaar
lang zonder schampschot aan het front heeft gestaan en een uur na de
Wapenstilstand door een schot in het hoofd getroffen werd en overleed?’ ‘Maak er
maar een grap van.’ ‘Om de donder niet: maar het komt er op aan, soldatesk te
leven als je tóch eenmaal in die situatie geplaatst bent.’ ‘Stik met je
soldatesk! Ik leef maar één keer!’ Het lastige jongetje grient. Het brult: ‘Ik
wil een boterham met jam! Ik wil een boterham met jam.’ Stemmen: ‘Draai 'm z'n
nek om!’ ‘Geef 'm een pak rammel!’ ‘Smijt 'm 't raam uit!’ De broeder: ‘Eerst je
pap opeten.’ ‘Ik wil 'n boterham met jam.’ De hoofdzuster: ‘Eet nu eerst je pap
's lekker op.’ ‘Ik wil een boterham met jam!’ Broeder: ‘Is 't nou verdomme uit.
Eet je of eet je niet, lammeling!’ Stemmen: ‘'t Jong is verkeerd opgevoed. 't Is
verwend.’ ‘Zet 'm in 't washok!’ 't Jongetje brult als een mager speenvarken:
‘Eh, eh, eh!’ De hele zaal brult mee: ‘Eh, eh, eh! Och, och, och!’ Ander
jongetje roept: ‘Moet grote doen!’ Troep werklieden trekt zingend voorbij: ‘Zo
gaat Jantje naar de bliksem toe!’ Onbedaarlijke vreugde.
Geruchten omtrent arrestatie van Mussert, die zich zou hebben verzet tegen
terugvoering in krijgsgevangenschap van Nederlandse leger.