heeft van het geval
gehoord: zij maakt in het dagrapport een aantekening dat het raadzaam is,
patienten op een àndere, mìnder drastische wijze te behandelen. Met de
schoonmaaksters is het Nieuwe Testament de barak binnengekomen. Het zijn
gemengd-gehuwden en onder haar zijn gedoopten. Eén harer las sedert een dag of
wat zo tussen het werk door een blinde patient op zijn bed een paar hoofdstukken
uit het Testament voor. Vanmorgen was een buurman geprikkeld en kwaad: ‘Neemt u
mij niet kwalijk’, interrumpeerde hij, ‘maar ik ben Jood, en het is hier een
Joodse omgeving en het hindert mij dat u u hier uit het Nieuwe Testament laat
voorlezen.’ Een half uur later wordt de opposant in de dokterskamer ontboden. De
dokter (een Protestants gedoopte, vroeger lid van een kerkeraad): ‘Is het waar,
dat u u hebt verzet tegen het voorlezen van het Nieuwe Testament?’ ‘Verzet niet,
maar ik voelde mij als Jood gehinderd en ik was geprikkeld doordat ik ziek ben
en slecht geslapen had. Ik zou mij óók gehinderd gevoeld hebben door het
voorlezen van de Thora. Want ik ben niet godsdienstig.’ ‘Wát hebt u precies
gezegd?’ ‘Dat ik mij gehinderd voelde.’ ‘Meer niet?’ ‘Ik heb u het precies
verteld. Méér heb ik niet gezegd.’ ‘Wilt ge dat zwart-op-wit geven?’ ‘Ik sta
niet voor een rechter van instructie. Ik ben gewend de wáárheid te spreken.’ ‘Ik
zal van deze zaak werk maken.’ ‘Het spijt me als ik iemand gehinderd heb. Als
dát zo is, ben ik bereid mijn excuses aan te bieden. Ik was alleen gehinderd
doordat ik mij onprettig voelde.’ ‘Dan zullen we het daarbij laten.’