‘Pa, papa!’ roepen de kleintjes.
Lin steekt het vuur onder de pot aan. De petroleumdamp vult de keuken.
‘Sawsin Lin, Hawmaw?’
Lin zit op haar hurken voor de stoof. Ze kijkt even op ‘Goed’, zegt ze met een glimlach. ‘Het is altijd weer goed, terwijl ik me steeds slechter voel’, denkt ze.
‘Hoe is het geweest vandaag?’
‘Wat het werk betreft is het altijd hetzelfde. Elke dag voor dag en dauw kilometers lopen naar de fabriek. Elke dag moet de suiker gekookt worden dus elke dag dezelfde hitte. Elke dag zweetdruppels’, klaagt vader.
Hij trekt zijn hemd uit en gaat zich buiten wassen.
Lin kijkt hem na.
Ze denkt: ‘Er is iets ongewoons met mijn man. Hij klaagt immers nooit’.
Als Ako met de kleine binnenkomt, neemt ze die van hem over. Even later schept vader de kommen vol met rijstsoep Tjoek en kunnen ze allen eten.
‘Heerlijk’, zegt vader na enkele minuten, terwijl hij naar de pot loopt om zijn kom weer te vullen.
Als hij terug loopt zegt hij, ‘Lin!’
Lin kijkt met een ruk op alsof ze een gesprek verwacht. Vader gaat er rustig bij zitten.
‘Ik loop al enkele dagen te denken aan een oplossing. Het werk hier is maar niets. We moeten te hard werken voor maar heel weinig geld. En de kinderen zie ik graag anders. Ze hebben geen toekomst hier.’
Moeder knikt instemmend.
‘Ik hoorde van een van de mannen tijdens het werk dat de