Foki is bedroefd
Foki is bedroefd. Ze zit met haar pop die Johan voor haar gemaakt heeft van een bambanmakka pit. Dat is een heel lekkere vrucht die heel zoet smaakt. Hij heeft vezels die net als de teté manja aan de pit blijven als je de vrucht al opgegeten hebt.
Foki praat zacht tot haar pop die een pangi aan heeft.
Johan heeft de vezels er van de ene kant met een mes afgehaald en er oogjes, een neus en een mond ingesneden. De hals is van een rieten pijpje en de rest van een stuk hout gemaakt.
Ze heeft het haar van de pop heel netjes gevlochten.
Foki is boos. Ze moppert op Johan en op vader die naar de stad zijn vertrokken en haar alleen hebben achter gelaten.
Ze moppert ook op moeder die zegt dat ze nog te klein is. Ze is al zeven. Stel je voor! Als oma niet zo ver af woonde, helemaal op Bronsweg, was ze er naar toe gehold.
Ze is boos op iedereen, op de kapitein en de basja's en de mannen in de stad,