[VII]
De zon schijnt fel. Het is erg warm. Er waait zelfs geen zuchtje wind. Emi transpireert, hoewel de kleine ventilator aanstaat. Ze ligt al de hele morgen in bed.
‘Nu moet ik wel wat te eten halen,’ denkt ze en probeert op te staan. Langzaam loopt ze naar de keuken. Hu, doet haar maag weer. Ze rent naar het toilet en steunt haar hoofd tegen de muur. ‘Gunst, wat voel ik me zwak,’ zegt ze, maar niemand hoort het. Lucie is niet thuis. Ze is naar haar werk.
Emi is al twee weken niet aan het werk geweest. Als het zo doorgaat, loopt het beslist mis. Ze weet nu zeker dat ze zwanger is. De dokter heeft het haar gezegd en haar een drankje gegeven tegen het braken. Tenminste, dat denkt ze, want nadat hij het drankje gegeven had zei hij: ‘Neem driemaal per dag een lepel in en probeer wat te eten. Niet teveel ineens.’
Tot nu toe had Emi nog niet eens één lepel kunnen nemen en over eten hoefde ze helemaal niet te praten. Alles wat ze binnenkrijgt, komt er gelijk weer uit. O, wat voelt ze zich ellendig!
Emi had gisteren met veel moeite een brief naar Jim geschreven. Ze had willen wachten tot zijn brief er was.
Nu ligt ze doodziek alleen.