Ze zitten op hun geliefd plekje aan de Waterkant. Emi luistert naar het geluid van de rivier.
‘Als je goed luistert, hoor je instrumenten spelen,’ zegt ze.
‘Wat ben je grappig.’ Jim trekt haar naar zich toe.
‘Echt waar,’ zegt ze met nadruk, ‘eerst het geroffel van de drum en daarna het geluid van het blikkerig ding dat erboven staat.’
‘Ik hoor alleen maar water. Kom,’ zegt hij lachend en neemt haar in zijn armen. Hij kust haar op haar voorhoofd, neus en mond. Dan stopt hij abrupt, heft zijn hoofd op. ‘Wat scheelt mijn Mieke?’ vraagt hij.
‘Wat bedoel je?’
‘Je hebt iets op je hart,’ zegt hij.
Ze zucht.
Hij kust haar. ‘Zeg het maar,’ moedigt hij haar aan.
‘Ik ben bang,’ begint ze aarzelend. Hij valt haar niet in de rede, maar wacht rustig af.
‘Ik heb van de maand maar één dag mijn ene... dinge gezien.’
Hij gaat recht zitten. ‘Je menstruatie bedoel je.’
‘Ja,’ zegt ze verlegen.
‘Kan je zwanger zijn geraakt? Eén dag is te weinig.’
Dan gaat hij met de hand onder zijn kin zitten. Het is heel stil. Alleen het water speelt zijn muziek. Je kan de maat met je voeten tikken. Zo van één-twee-drie-vier-plets!
‘En ik moet volgende week weg. Ik heb er de pest in dat ik me niet heb kunnen beheersen.’ Hij trekt haar weer naar zich toe. ‘Je bent ook zo'n schat’, zegt hij.
Dan is het weer stil. Ze zitten elk in eigen gedachten verzonken.
‘Luister’, zegt hij na enkele minuten. ‘Over enkele weken