Hoofdstuk 3
‘Mama, ik ben er. Ik heb een nieuwe vriendin. Kom even kijken.’.
‘Ik kom zo’ roept moeder die bezig is met aanvegen.
‘De jongens maken zo'n troep’ klaagt moeder zachtjes voor zich uit. Ze vangt het vuil op, op een blad en loopt de trap af. ‘Hoe is het op school geweest?’, vraagt ze aan Amoi die haar in de gang tegemoet loopt.
‘Goed ma’.
‘Het is altijd goed. Als het fout gaat zeg je het niet, he’.
Amoi glimlacht en omhelst haar moeder.
‘Ma, mag ik vanmiddag met Len gaan spelen?’.
Moeder kijkt vreemd op. ‘De kinderen kunnen je wel verrassen zeg’, denkt ze. Ze weet zo gauw niet wat te zeggen. ‘Heb je huiswerk?’ vraagt ze om tijd te winnen. Langzaam lopen ze naar de keuken toe. Dan ziet moeder het meisje staan. ‘Dag mevrouw’ zegt Len.
‘Daag, jij bent dus het vriendinnetje van Amoi’.
‘Amoi’, verandert ze van onderwerp ‘vraag aan je vader wat koekjes dan maak ik een beetje stroop’. Terwijl Amoi naar de winkel loopt, denkt moeder, ‘dat meisje komt me bekend voor.
Woon je lang hier in deze buurt?’, vraagt ze.
‘Nee mevrouw, pas een maand’.
‘Ik heb een zakje gehad’ zegt Amoi al binnen lopend.
‘Zo, ik hoop dat de stroop zoet genoeg is, alsjeblieft’. De meisjes drinken de stroop in een keer op.
‘Jullie zullen wel dorstig zijn geweest. Het weer is erg