Ze kijken beiden in de richting van het achtererf.
De kinderen komen aanrennen.
‘Wat is er?’ vraagt moeder angstig.
Anjoek wilde Len omhelzen en toen ze wegrende is ze in de dorens gevallen’.
Vader en moeder kijken elkaar aan.
‘Laat me eens zien’ zegt moeder tegen Len die al hinkend aankomt.
‘Klikspaan, klikspaan’. Anjoek vliegt als een wilde kat op Amoi af.
‘Ho ho baasje’ roept vader.
Moeder helpt Len op een stoel plaatsnemen en stuurt Amoi om een naald te halen.
Voorzichtig verwijdert moeder de dorens uit Len's voet. Dan vraagt vader wie haar moeder is en waar ze wonen. ‘Mijn moeder heet Wiesje. Vroeger woonden we op van Dijk, daarna bij mijn oma maar nu wonen we twee straten verderop’.
Dan rukt ze aan haar voet en geeft een gil.
‘Even nog’ zegt moeder,’ het is zo gebeurd.
‘En je vader?’ vraagt vader.
‘Ik ken hem niet. Ma zegt dat hij een winkel had en naar een andere vrouw is gegaan.
‘Zo zo’ zegt vader.
Als vader niets meer zegt, kijkt moeder op.
Wat is het ineens stil. De kinderen staan vol spanning te kijken of het moeder lukt de dorens uit Len's voet te halen. Amoi heeft een haast huilend gezicht. De span-