en had de politie opgebeld. Moeder was even om de deur komen kijken en hij had haar geruststellend op de schouders geklopt. Zonder een woord te zeggen was vader doorgegaan met het verkopen van brood. Amoi denkt er nog aan hoe verschrikkelijk bang zij was.
Toen de politie kwam, waren de ruziemakers allang weg. Die middag aan tafel vertelde vader hoe het precies gegaan was. ‘Ik neem nooit meer de moeite om de politie te bellen, die komen altijd te laat en dan moet ik ze ook nog het hele verhaal komen vertellen’, eindigde hij. Ze kijkt naar de honden die heel ontspannen liggen. Ze zijn het lawaai al gewend maar als er een hand over de toonbank steekt gaan Fik's oren rechtop staan. Met Fik en Ton in de winkel zal niemand haar vader kwaad kunnen doen. ‘Amoi’ zegt vader terwijl hij een zak met brood afgeeft. Amoi weet het.
Het is tijd om naar school te gaan. Ze staat op, zet de bank in een hoek en zwaait naar haar vader die nauwelijks kijkt. Ze vindt het niet erg. Vader is aan het werk en heeft nu geen tijd voor haar. Maar vanmiddag na school is de winkel gesloten, dan mag ze bij vader op schoot.
Vandaag is Amoi vroeg wakker, zonder dat moeder hoefde te roepen. Ze heeft een fris bad genomen en zich aangekleed. Ze zit met vader aan tafel. Alle anderen liggen nog lui in bed, ook moeder. Amoi is zondag altijd vroeg wakker, omdat ze met vader mee mag. Vader gaat elke zondag naar het clubhuis toe. Dat vindt Amoi erg