Voorwoord
Dit boekje draag ik op aan mijn vader, Christiaan Tjin-A-Sie, die de uitgifte niet heeft kunnen beleven. Hij is heengegaan op 19 maart 1989. Het liefst had ik dit verhaal doorzeefd met de klanken en geluiden die de Chinezen vaak gebruiken, zoals de ‘haa’, waarvan ik het meest geniet, maar die stonden zo onwerkelijk tussen het Nederlands. Erg jammer dat ik de taal niet machtig ben. Mijn vader was n.l. van mening zoals velen in de vijftiger jaren - dat een andere taal leren - afbreuk zou doen aan het Nederlands en de daarmee gepaardgaande schoolprestaties. Dus is het gebleven bij de enkele woordjes die thuis en in de direkte omgeving gebezigd werden.
Men zal zich afvragen waarom dit boekje niet eerder is uitgekomen. Het is een lang verhaal maar kort gezegd; het zoeken naar eigen identiteit en daarna het juiste inzicht en de onderlinge verhoudingen leggen tussen vroeger en nu. Gelukkig is de kleine gesloten gemeenschap nu aan het opengaan door de grote sommen geld die betaald moet worden, wil men een familielid naar Suriname halen. Ook toelatingsvergunningen liggen niet voor het oprapen. Hierdoor slinkt de groep rasechte chinezen en gelukkig ook de discriminatie. Er zijn natuurlijk uitzonderingen. De generatie van nu is hier geboren en getogen.