‘Annie!’ zeide Mevrouw Willis, op een half verdrietigen, maar toch verheugden toon, ‘zijt gij eindelijk weer tot u zelve gekomen?’
‘O, ik ben zoo blij, dat ik eindelijk de waarheid mag spreken; straf mij zeer gestreng, ik ben de meest schuldige.’
‘Wat hebt gij met die mand uitgevoerd?’
‘Wij namen haar mede voor eene pic-nic; het was mijn plan, en ik heb de anderen aangevoerd.’
‘Waar was die pic-nic?’
‘In het feeënland.’
‘Zoo, en wanneer was het?’
‘In het midden van den nacht, dien nacht toen u in Londen waart.’
Mevrouw Willis bracht hare hand aan haar voorhoofd; haar gelaat was geheel wit, en de meisjes konden zien, dat zij beefde.
‘Ik vertrouwde mijne leerlingen,’ zeide zij. ‘Gij hadt metgezellen op dien tocht, zeg mij hare namen.’
‘Ja, er gingen nog andere meisjes met mij mee, ik heb haar aangevoerd.’
‘Noem haar, Annie Forest.’
Nu zag Annie Mevrouw Willis voor het eerst aan, keerde zich daarna om en zag de lange zaal rond.
‘Ach, mogen zij het niet zelf vertellen,’ vroeg zij smeekend.
Dit verteederde de harten van Nora en Phyllis, die al snikkende verklaarden, dat zij ook mee gegaan waren, en dat zij er zeer veel spijt van hadden.
Door haar voorbeeld aangemoedigd, bekende eerst Mary Price en daarna ook de andere schuldigen, met uitzondering van Suzanna, die hare oogen strak op haar lessenaar gevestigd hield.