| |
Hoofdstuk XXIX.
Hester's vergeten boek.
Er moesten nog slechts drie weken verloopen, voordat de groote vacantie aanbrak; dus ook nog slechts drie weken voor dien belangrijken dag, waarop Rustenburg het tooneel van een der gelukkigste gebeurtenissen zou zijn. Op dien dag was ieder tevreden en gelukkig; en zelfs de niet geslaagde mededingsters voor de groote prijzen waren dan niet verdrietig, want zij wisten, dat zij den volgenden dag naar huis zouden gaan. Elk meisje, dat haar best had gedaan, zou een woord van lof krijgen, en alleen zij, die
| |
| |
niet hadden willen leeren, moesten Mevrouw Willis' ongenoegen ondervinden.
Nu de tijd naderde, waren de meisjes, die voor de prijzen werkten, van den ochtend tot den avond bezig. In de speeluren zelfs kon men haar over hare boeken zien heengebogen; en haar tijd werd verdeeld tusschen haar werk en het repeteeren van een komediestukje. Er is geen grooter geluk, dan om een aangename bezigheid te hebben. Vlijtige menschen hebben geen tijd om te kniezen of te morren. En volgens den schrijver Dr. Watt, hebben de lieden, die drukke bezigheden hebben, geen tijd om slecht te zijn, want, zegt hij, slechts voor luie handen is het kwaad gemaakt. Hoe het ook zij, er ligt toch eene groote waarheid in die woorden.
Ook hier in deze schijnbaar vredige atmosfeer doolden eenige ondeugende geesten, eenige slechte feeën rond. Dit zonnige huis, beheerscht door alles wat zacht en goed was, koesterde ook zijne slang.
De prijs voor het engelsche opstel was de meest gezochte. In de eerste plaats was het bekend, dat het't lievelingsvak van Mevrouw Willis was. Haar grootste wensch was, dat hare leerlingen zich verstaanbaar zouden leeren uitdrukken. ‘Er wordt veel geschreven en gedrukt, zeide zij dikwijls, maar kan iemand mij een boek toonen, waar diepe gedachten in liggen? Kan iemand mij een boek aanwijzen, dat, natuurlijk behalve enkele uitzonderingen, zal blijven bestaan? O ja, die boeken, waar duizenden afdrukken van worden gemaakt, zijn wel zeer mooi en worden veel gelezen, maar zij worden toch spoedig op zijde gelegd. Alle groote dingen, de boeken er onder begrepen, moeten zich langzaam ontwikkelen.’
En dan vertelde zij haar leerlingen, wat hier de oorzaak van was.
| |
| |
‘In deze dagen,’ zeide zij dan, ‘worden al de meisjes, wat men noemt, uitstekend onderwezen. Jongens en meisjes moeten beiden vergelijkende examens afleggen, hunne diploma's behalen en eene zekere mate van geleerdheid opdoen. Het systeem is inpompen van het begin tot het einde. Er is geen tijd om na te denken. In het kort, mijne lieve meisjes, men verslindt een groot deel, maar men kan het geestrijke voedsel niet verteren.’
Mevrouw Willis begroette met blijdschap iedere gezonde gedachte in de opstellen der meisjes. Meer dan eens kende zij den prijs toe aan het opstel, dat er in het oog der meisjes het slordigst en het onvoltooidst uitzag.
‘Dat komt er niet op aan,’ was zij gewoon te zeggen; ‘hier zit tenminste gedachte in. Dit kleine stukje is oorspronkelijk, en niet op zijn best een arme navolging van Walter Scott of Macaulay.’
Dit gaf den meisjes den spoorslag, om haar eigen gedachten in haar opstellen neer te schrijven; en de meeste van haar kozen hare onderwerpen en werkten ze in haar gedachten uit zonder de hulp van boeken, behalve voor de meer historische gedeelten.
Meer dan één meisje op school was verwonderd, dat Dora Russell zich zoo voor deze prijsvraag inspande. Zij was op het punt hare loopbaan op school te eindigen, en de meisjes konden maar niet uitvinden, wat haar er toe dreef zoo hard voor dezen moeilijk te verwerven prijs te werken.
Dora had echter haar eigen, niet edele beweegreden. Zij was een zeer ontwikkeld meisje en kon de school eer aandoen. Zij speelde mooi piano, alhoewel zonder eenig gevoel; zij teekende zeer nauwkeurig, haar perspectief was goed, hare boomen waren waarlijk boomen en de kleur
| |
| |
van hare waterverfteekeningen was helder. Zij sprak zeer goed fransch, met een nauwkeurig accent, en haar duitsch was ook ver boven het middelmatige. Maar niettegenstaande dit alles was Dora een alledaagsch meisje; en de meisjes, die haar het best kenden, spraken er spottend over, en lachten tegen elkander, wanneer zij over hare poging tot het winnen van den prijs spraken, want zij had het grootste vertrouwen, dat zij de gelukkige winster zou zijn.
‘Zeg, Dora, gij zoudt niet graag verslagen worden door Annie Forest?’ plachten zij lachend aan te merken; waarop Dora's kalm gelaat zich lichtrood kleurde, en hare lippen zich trotsch krulden. Indien er iets was, wat zij niet verdragen kon, dan was het de gedachte, dat zij verslagen zou kunnen worden.
‘Waarom doe je het toch, Dora?’ vroegen dan hare klasgenooten; maar hier antwoordde Dora niet op; zij hield hare reden voor zich.
Het feit was, dat Dora bij toeval een gesprek tusschen Mevrouw Willis en Juffrouw Danesbury afgeluisterd had, waarin zij iets had hooren zeggen van een gouden medaillon met het portret van Mevrouw Willis er in.
Dora besloot dadelijk daaruit, dat dit de hoogste prijs was, welke voor het opstel bestemd was. Wat een heerlijke gedachte! Hoe mooi zou het sieraad om haar zachten, blanken hals staan! Zij besloot dadelijk voor den prijs mede te dingen en de gedachte, dat zij verslagen zou kunnen worden, was haar onverdragelijk. Met bijzondere zorg koos zij haar onderwerp, en daar zij Mevrouw Willis' eigenaardigheden kende, besloot zij geen historisch onderwerp te kiezen. Zij geloofde, dat, als zij eenmaal een oorspronkelijk idee had, zij zich vrij en met kracht zou kunnen uitdrukken. Op eens schoot haar eene schitterende gedachte
| |
| |
te binnen. Zij zou haar opstel ‘de rivier’ noemen. Zij zou niets te maken hebben met de een of andere rivier in Engeland. Zij zou den loop beschrijven van een denkbeeldigen stroom, welke onder het voortvloeien de geschiedenis van de plaatsen, die er aan gelegen waren, zou verhalen. Dora was ingenomen met haar onderwerp en werkte het met den grootsten ijver uit. Vellen papier werden door haar beschreven en weder weggeworpen in de poging om hare verwarde gedachten eene goede richting te geven. Om haar stijl te verbeteren bestudeerde zij vele werken van oude schrijvers; maar spoedig gaf zij deze studie op; zij was haar te moeielijk, en ook vond zij dat hun engelsch te verouderd was, en dat, indien zij ‘haar rivier’ recht wilde laten wedervaren, zij haar eigen verstand moest gebruiken. Eindelijk waren de eerste tien bladzijden geschreven. Het opstel begon met eenige dichterlijke aanhalingen; de rivier had haar oorsprong in den berg verlaten en vloeide vroolijk langs zonnige weiden en schoone landschappen, fraaie hutten, waarvoor goudlokkige kinderen speelden. Dora schreef dit gedeelte keurig over. Zij zag nu duidelijk, welken weg zij moest volgen. Het oogenblik, dat de rivier de donkere stad bereikte, zou zij schitterend beschrijven; het zou haar ruimschoots de gelegenheid geven, zich krachtig en aandoenlijk uit te drukken. Misschien kon zij het zoover brengen een zelfmoord in het stroomende water te doen plaats grijpen; en ten laatste zou dan de bruisende stroom zich in de zee storten. En natuurlijk zou er niet de minste overeenkomst bestaan tusschen hare rivier en het bekende vers van Kingsley. Zij eindigde hare tien bladzijden, en nu reeds volkomen zeker zijnde van hare overwinning, ging zij in eene vroolijke stemming naar bed.
Dit was dezelfde nacht, waarin Annie hare vriendinnen
| |
| |
door het donkere bosch leidde. Maar Dora, die zich nooit met de lagere klassen bemoeide, zou zeker de laatste geweest zijn om op te merken, dat enkele meisjes geen trek schenen te hebben in haar avondeten, bestaande uit dikke boterhammen en melk. Zij ging naar bed en droomde heerlijk van het gouden medaillon; zij dacht er ook volstrekt niet aan, dat haar eenig ongeluk boven het hoofd zweefde.
Hester was eveneens, doch met geheel andere gevoelens, hard aan het studeeren voor haar opstel. Zij werkte met groote nauwgezetheid; zij had Marie Antoinette voor haar onderwerp gekozen, en las de treurige geschiedenis van de schoone koningin met groote belangstelling; zij wilde zich geheel indenken in den tijd, waarover zij schreef. Zij was haar opstel nu eerst begonnen, maar had toch reeds al de historische feiten bijeenverzameld.
Hester was een kleine geleerde, en toen zij zich gereed maakte voor het groote werk, dacht zij weinig of in het geheel niet aan den prijs; zij wenschte enkel aan de ongelukkige koningin van Frankrijk recht te laten wedervaren. Zij lag dien avond in haar bed en was op 't punt in slaap te vallen, toen zij zich opeens herinnerde, dat zij haar fransch verzenboek op haar schoollessenaar had laten liggen. Dit was tegen de regels, en zij wist dat Juffrouw Danesbury het boek zou wegnemen en dat zij het dan in de eerste weken niet terug zou krijgen. Zij had dit boek noodzakelijk noodig, daar eenige van de verzen betrekking hadden op haar onderwerp, en zij zou zonder het boek onmogelijk met haar opstel kunnen doorgaan. Zij moest haar opstel spoedig afleveren, en eene week zonder haar boek te zijn, zou haar zeer achteruitzetten.
Zij besloot daarom tegen de regels te handelen, en nam
| |
| |
zich voor wakker te blijven, tot alles in huis stil was; dan zou zij naar beneden sluipen en haar boek in veiligheid brengen.
Eindelijk hoorde zij de klok elf uur slaan, en zij wist dat Miss Good en Juffrouw Danesbury nu spoedig naar hare kamers zouden gaan. O ja, dat was Juffrouw Danesbury's stap, die haar deur voorbijging. Tien minuten later verliet zij haar bed, deed een doek om, en na de deur zacht geopend te hebben, snelde zij de trappen af en bevond zich in de groote gang, welke naar de schoolzaal leidde.
Het verwonderde haar, dat de deur van de kamer een weinig open stond; zij ging echter zonder te aarzelen naar binnen, en vond, niettegenstaande de duisternis, spoedig haar boek op den lessenaar. Zij wilde nu haastig terugkeeren, toen zij een licht gedruisch hoorde in dat gedeelte van de zaal, waar de hoogste klasse was. Het volgende oogenblik liep iemand met een zwaren stap door de kamer, terwijl de maan, die juist opkwam, de gestalte verlichtte. Hester herkende Suzanna Drummond. Wat kon zij hier te doen hebben? Zij durfde niet spreken, want zij zelf had tegen de regels gehandeld door in de schoolkamer te gaan. Zij hield zich daarom doodstil, totdat zij Suzanna's stap niet meer hoorde; en toen, dankbaar dat zij haar schat had teruggekregen, keerde zij naar hare slaapkamer terug, en een oogenblik later was zij in diepe rust.
|
|