spraken er druk over, en onwillekeurig begonnen zij bij zichzelf te denken, dat Mevrouw Willis te huis bleef ter wille van Annie Forest, daar zij meenden gemerkt te hebben, dat Mevrouw Willis niet volkomen aan Annie's onschuld geloofde.
Mevrouw Willis had de meisjes voorzeker geen reden gegeven om tot dit besluit te komen. Zij was altijd even vriendelijk tegen Annie, en had haar oogenschijnlijk weer in de oude gunst opgenomen.
Annie was zachter gestemd dan vroeger, en liep minder gevaar in moeilijkheid te komen. De meisjes hielden echter in hare tegenwoordige, onnatuurlijke teruggetrokkenheid en gehoorzaamheid minder van haar, dan dat zij in hare vroegere, overmoedige dagen deden.
Cecile Temple bracht hare paaschvacantie altijd bij eene oude tante door, die in eene naburige stad woonde.
Zij verklaarde openlijk, dat zij dit jaar niet wilde gaan; de directrice wilde haar echter niet toestaan eenige veranderingen in haar plannen te maken, en zij verliet Rustenburg met een vreemd gevoel van neerslachtigheid.
Toen zij in het rijtuig stapte, dat haar naar het station zou brengen, vloog Annie naar haar toe, wierp een grooten ruiker, dien zij zoo even geplukt had, in haar schoot, en terwijl zij de armen om haar hals sloeg, fluisterde zij hartstochtelijk: ‘O, Cecile, geloof me toch!’
‘Ik, ik weet niet, dat ik je niet geloof,’ zeide Cecile tamelijk flauwtjes.
‘Neen, Cecile, je duet het niet in het binnenste van je hart; jij noch Mevrouw Willis gelooven me volkomen; o het is hard!’ Annie snikte zacht, rukte zich van Cecile los, en verdween in een naburig boschje. - Zij bleef daar, totdat ze het rijtuig niet meer hoorde; toen streek zij