‘Neen, Mijnheer,’ zeide Hester.
‘Gij hebt hare moeder gekend,’ zeide Mevrouw Willis; ‘herinnert ge u nog van vroeger uwe liefste leerling, Helena Anstey?’
‘Ja, ja zeker, ik zal Helena nooit vergeten; en gij zijt hare dochter?’
Hester's gelaat was doodelijk bleek geworden. De plechtige kerkdienst, gevoegd bij al de inspanning en doorstanen angst van dezen dag, had hare gevoelige zenuwen sterker aangedaan dan zij kon verdragen. - Toen de predikant tot haar sprak en Mevrouw Willis vriendelijk op haar neêrzag, gevoelde zij op eens het kerkje met haar in 't rond draaien; de meisjes waren allen verdwenen, en om een flauwte te voorkomen, barstte het arme, vermoeide kind in tranen uit.
‘O! ik ben zoo ongelukkig zonder mijne moeder!’ snikte zij. ‘Ach, spreek mij toch niet over haar!’
Zij hoorde nauwelijks de vriendelijke woorden, welke hare twee vrienden tot haar richtten, en bemerkte niet eens dat Mevrouw Willis, geheel tegen hare gewoonte, zich over haar heen boog en hare nieuwe leerling nogmaals een kus gaf.
Daarna werd zij aan de zorg van Juffrouw Danesbury toevertrouwd, die haar naar hare kamer bracht, haar hielp uitkleeden, en haar warm toedekte.
‘Nu zal ik je wat haver-de-gortpap geven, mijn kind. - Neen, niet tegenspreken; ik heb gezien dat ge bijna niets gegeten hebt. Ik weet het, lieve, de voornaamste reden waarom gij u zoo ongelukkig gevoelt, is dat ge honger hebt. Het is waarlijk verstandiger, eet nu de pap, sluit dan je oogen en ga maar rustig slapen.’ ‘U bent heel vriendelijk voor me,’ zeide Hester, ‘evenals