weêr in de mooie vestibule; zij hielden stil voor een deur met zware pluche gordijnen behangen, die allen tocht buiten sloten. Juffrouw Danesbury opende de deur, trad de kamer binnen en zeide met hare zachte stem: ‘Hier breng ik u Hester Thornton.’
Zij verliet de kamer en Hester waagde hare oogen op te slaan en de directrice met een beschroomden blik aan te zien.
Eene knappe, rijzige dame met sneeuwwit haar, kwam Hetty dadelijk tegemoet; zij legde hare handen op Hetty's schouders, lichtte haar verlegen gezichtje een weinig op, en gaf haar een kus op 't voorhoofd.
‘Uwe moeder was een van mijne eerste leerlingen, Hester,’ zeide zij, ‘en gij, neen, gij gelijkt niet veel op haar, maar gij zijt toch haar kind, en daarom heet ik u hartelijk welkom. - Kom hier bij het vuur zitten en laat ons wat praten.’
Hester gevoelde zich tegenover deze vriendelijke, voorname dame niet half zoo verlegen als tegenover de meisjes. De geheele kamer deed haar aan haar moeder's boudoir denken; de lichtgrijze satijnen japon, het echt kanten kapseltje op het zilverwitte haar, kwamen haar, die in weelde opgevoed was, bekend voor. En vooral nu Mevrouw Willis over hare moeder sprak, gevoelde zij zich zoowel aangetrokken door dit schoone gelaat, als door de vriendelijke, klankvolle stem, welke toch soms zoo streng en bevelend kon klinken. Niettegenstaande haar wit haar, zag Mevrouw Willis er nog jong uit, en het eerste wat Hester zeide was: ‘Ik dacht niet dat u al zoo oud was, dat u mijne moeder nog les hebt gegeven.’
‘Ik ben zestig jaar, en ben nu reeds dertig jaar aan het hoofd van deze school. Je moeder was niet de eenige