Naar de dokter
Er gingen een paar dagen voorbij. Ik voelde me zo akelig toen ik in het water was gevallen. Ik had het zo koud en ik had zoveel verdriet. Aldoor dacht ik, dat ik een kat zou worden. Ik kon helemaal niet eten en ik had ook geen zin om op te staan. Toen Sita uit school kwam, rende ik haar niet tegemoet zoals ik altijd doe. Ik bleef gewoon in de garage liggen. Ze kwam naar me toe en streelde me.
Ik jankte een beetje en keek heel verdrietig naar haar. Want ik wilde dat ze zou weten hoe akelig ik me voelde. Ze begreep het ook want ze zei: ‘Lafu, je bent ziek nô?’
Toen ging ze naar binnen en ik hoorde haar zeggen: ‘Mama, ik geloof dat Lafu ziek is. Zijn ogen staan zo dof, hij jankt en hij wil niet eten.’ Sita's mama kwam naar buiten, samen met Aroen en Radjen. Ze stonden allemaal naar me te kijken en Mama raakte mijn snuit aan. ‘Ja, hij is ziek, want zijn snuit is warm,’ zei ze. Toen raakten ook de jongens mijn snuit aan. ‘Kunnen we hem naar de dokter brengen, Mama?’ vroeg Sita.
‘Dan moeten we wachten tot Papa thuiskomt,’ antwoordde haar mama.
‘Maar Papa komt zo laat, dan is de dokter al weg,’ zei Radjen.
‘Kunnen wij hem niet brengen?’
‘Maar hoe dan?’ vroeg Mama en Radjen zei: ‘Met Mahinder, dan zit ik achter op de bromfiets.’ Ze gingen toen allemaal naar binnen.
Even later kwam Sita terug. Ze ging op haar knieën naast me zitten en streelde me. ‘Radjen en Mahinder gaan je naar de dokter brengen hoor Lafu,’ zei ze. ‘Dan ben je vlug weer beter.’
Ik jankte een beetje. Ik probeerde haar te zeggen dat het allemaal kwam door die kattenbrokjes. Maar kinderen verstaan geen hondentaal.
Toen kwam mama met Mahinder en Radjen. Ze tilde me op en deed me