Ik probeerde het ook maar ik kon niet zoveel eten. Dat kwam door die akelige kattenbrokjes. Was ik maar niet zo dom en zo gierig geweest.
Het was al donker maar ik kon niet slapen. Ik voelde aldoor iets raars in mijn buik. Begon het zo, als je een kat werd? De volgende morgen had ik buikpijn. Ik was bang. Ik wilde geen kat worden. Ik verlangde naar Sita en ik sloop naar haar kamer. Ik wilde dichtbij Sita zijn. Ik wilde onder haar bed kruipen. Maar tante Usha zag mij. Ze schrok en riep: ‘Wat doet dat beest hier? Mars, ga naar buiten!’
Ze pakte een bezem. Ik werd bang en rende naar buiten.
Waarom schrok tante Usha van mij? Kwam dat omdat ik al op een kat leek?
O, wat akelig! Ik moest mezelf zien! Maar hoe kon ik dat?
Waar kon ik mezelf zien?
Aan de overkant van de straat was een goot.
Misschien kon ik daar in het water gaan kijken. Ja, dat moest ik doen.
Ik keek eerst goed uit of er geen auto aankwam en rende toen snel naar de overkant. Ik probeerde in het water te kijken, maar ik zag mezelf niet. Ik moest dichterbij het water gaan staan. Ik schoof voorzichtig naar voren. Nog steeds zag ik mezelf niet. Nog een beetje meer naar voren. Ja, toen zag ik mijn kop. Ik wilde goed zien en schoof nog een beetje naar voren. Maar ojee, ... ik gleed uit, ik viel in het water!
Tjoe boem! Ik ging helemaal kopje onder! O, wat erg. Ik was in het water gevallen. Brr... het was koud. Ik blafte en blafte en zwom naar