Sita! Dat mag niet! Je mag die hond niet zoenen!’
‘Waarom niet?’ vroeg Sita: ‘Het is mijn hondje, ik hou van hem.’ ‘Kinderen zoenen geen honden, dat is vies en ongezond,’ zei haar mama. ‘Als je die hond gaat zoenen, stuur ik hem meteen weer weg, denk erom!’ Sita zoent me nu dus niet meer maar dat is niet erg, want we houden heus wel van elkaar.
Iedereen keek naar me en tante Usha vroeg: ‘Hoe heet hij Sita?’ Terwijl ze dit vroeg, trok ik net mijn snuit omhoog en Sita zei: ‘Kijk, hij lacht!’
Toen zei ze tegen tante Usha: ‘Hij heet Lafu!’ Iedereen begon te lachen en Aroen en Radjen zeiden: ‘Welke hond heet nu Lafu?’ Maar Sita zei: ’Jullie lachen toch? Daarom heet hij Lafu.’
Wel, zo kwam ik bij Sita en zo kreeg ik mijn naam. Maar ik zei het al, ik kan me er niets van herinneren. Sita heeft het me verteld en ze jokt nooit, dus het is echt waar!