Hoe duur was de suiker?
(1987)–Cynthia McLeod– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
SarithEnkele dagen later hield een tentboot die op weg was naar een plantage aan de Boven-Suriname, stil bij Plantage Hébron. De bel van de boot luidde, en een futuboi holde naar de steiger om te zien wat er aan de hand was. Zwaaiend met een brief holde hij terug naar het huis, waar masra Levi al op de voorveranda stond om de brief in ontvangst te nemen. Even later was er een opgewonden geroep en gepraat in het huis. In de brief van Rutger stond, dat Elza enkele dagen geleden een zoon had gekregen. Een flinke, gezonde jongen van bijna 7 pond. Moeder en kind maakten het uitstekend. Glunderend vertelde oom Levi het aan zijn vrouw en aan Sarith, aan Ashana die kwam aangehold en binnen enkele ogenblikken wist de hele plantage het al. Ashana wilde meer weten. Hoe heette het kind? Op wie leek hij, was alles vlot gegaan? Stond er werkelijk niets meer in de brief. Had het kind haar? Welke kleur ogen? Oom Levi moest lachen om Ashana. ‘Werkelijk Ashana, mi no sabi, ma luku w'é go na foto, fu luku den, kon nanga wi, dan yu srefi kan si’.Ga naar eind51 En Ashana, die bijna nooit van de plantage wegging en maar een heel enkele keer in de stad was geweest, besloot dat ze meeging om haar misi en het kind te zien, als de familie over enkele dagen naar Paramaribo zou reizen. Terwijl er druk gepraat en besloten werd, ging Sarith buiten in het prieeltje zitten. Met een boek op schoot, waaruit ze niet las, zat ze voor zich uit te kijken. Zo, dus de baby was geboren. Elza had een zoon. Nee, Elza en Rutger hadden een zoon. Rutger! In wat voor situatie waren ze met zijn drieën terecht gekomen. Eigenlijk begreep ze zelf niet zo goed hoe alles zo gelopen was, maar het feit was daar. In de afgelopen weken op Hébron had ze veel over alles kunnen nadenken. Ze had zitten dromen over de mogelijkheid, dat alles tot een goede oplossing voor haar zou komen, en dat zou zijn, als Elza in het kraambed stierf. Natuurlijk kon dat, zoveel vrouwen stierven in het kraambed. Was Elza's eigen moeder niet zo overleden? Dan zou Rutger vrij zijn en zou hij met haar trouwen. Eerst had ze bedacht dat het misschien beter was als de baby ook maar dood ging, maar later had ze in haar fantasie gedacht, dat | |
[pagina 91]
| |
het toch maar beter was als die bleef leven, want met een baby zou het vanzelfsprekend zijn, dat Rutger opnieuw moest trouwen. En men zou het dan nog zo lief van haar vinden, dat zij de moeder werd van het kind van haar stiefzusje. En een baby was geen probleem, slavinnen genoeg om het te verzorgen en te voeden. Natuurlijk zou ze dan die Maisa niet houden, maar die zou misschien niet eens willen blijven als haar geliefde misi Elza er niet meer was, alhoewel misschien toch wel om de baby, enfin ze zou nog wel zien. En nu was de baby geboren, maar in de brief geen spoor van ziekte, integendeel, moeder en kind maakten het uitstekend; nou ja, er kon nog van alles gebeuren. Vaak had Sarith zich afgevraagd of ze werkelijk van Rutger hield. Ze had het wel tegen hem gezegd, maar hield ze wel van hem? Eigenlijk moest ze zich zelf bekennen, dat hij nou niet bepaald haar type was, soms vond ze hem zelfs vervelend als hij zo sprak over allerlei zaken, als hij boos werd over straffen van de slaven en het onrechtvaardige van slavernij. Onzin toch, iedereen wist dat negers er nu eenmaal waren om slaven te zijn, en slaven moest je goed straffen om ze in het gareel te houden. Maar als ze dan zag hoe charmant hij kon zijn en zo vol attentie en zorg voor Elza, dan voelde ze een steek van jaloezie in haar hart en wilde hem alleen voor zichzelve hebben. Ze had soms het gevoel, dat ze naar hun slaapkamer wilde gaan en Elza uit het echtelijk bed zou sleuren, om zelf bij Rutger te gaan liggen. Soms ook vroeg ze zich af hoe Elza gereageerd zou hebben als de rollen eens omgekeerd waren, maar steeds weer had ze zich zelf moeten bekennen, dat ze zeker wist dat Elza in haar plaats nooit zo gehandeld zou hebben. Als zij met Rutger of wie dan ook was getrouwd, zou Elza nooit haar man komen beïnvloeden en afpakken, gewoon omdat het niet in haar aard lag. Iedere keer als Sarith bedacht dat Elza getrouwd was, Rebecca getrouwd was en al die andere meisjes van haar leeftijd, dan ergerde ze zich. Hoe was het toch mogelijk! Zij was immers veel mooier dan allemaal. Altijd hadden mannen haar mooi gevonden. Vanaf ze heel klein was, was ze door iedereen om haar schoonheid bewonderd en kijk nu eens op haar 20e jaar ongetrouwd, een oude vrijster. De volgende week, de 22e januari, zou ze 20 worden. Welke vrouw van 20 jaar in de kolonie was nog ongehuwd? En dat het uitgerekend zij, Sarith Aäharon moest zijn, de mooiste van alle- | |
[pagina 92]
| |
maal. Als ze dit allemaal bedacht, werd ze boos en opstandig. Er moest verandering hierin komen. Maar hoe? ja, dat wist ze nu zelf ook niet.
Drie dagen later waren ze in Paramaribo. Oom Levi's bagage en dat van haar moeder werd naar de De Ledesma's gebracht, maar van Sarith werd door een futuboi van de De Ledesma's op een kruiwagen naar de Wagenwegstraat gebracht, want natuurlijk zou ze daar logeren. Wat een verrassing toen daar de hele familie was, de kamer was opeens vol, iedereen moest de baby bewonderen en Elza kreeg tranen in haar ogen van blijdschap, toen ze Ashana zag. Dat Ashana de reis naar de stad speciaal had gemaakt om haar kind te komen zien. Maisa vertelde triomfantelijk, dat misi Elza het uitstekend maakte, heel goed, bijna onfatsoenlijk goed, een kraamvrouw hoorde toch minstens 2 weken ziek te zijn, maar bij misi Elza niets hoor, ze wilde zelfs opstaan, maar daar was volgens Maisa en de vroedvrouw geen sprake van. Alle kraamvrouwen bleven toch minstens 2 weken in bed, wie had er ooit gehoord van een blanke die reeds een week na de geboorte van een kind uit bed kwam. Toen moeder Rachaël vroeg of men een goede min had kunnen vinden, lachte Maisa. Geen min hoor, nee misi Elza voedde haar kind zelf, en ze had melk genoeg, ze stond erop om het zelf te doen en masra Rutger was het daar helemaal mee eens. Weer zo iets, die bemoeide zich met alles, had gezegd dat misi Elza zo gezond was, dat er niets beters kon zijn voor zijn zoon, dan de melk van zijn eigen gezonde moeder, een min zou 't kind, wie weet wat voor ziekte kunnen geven. En die masra Rutger, die was zo blij met zijn zoon, wist misi Rachaël, dat hij op bed ging liggen bij vrouw en kind en het prachtig vond om te zien hoe de baby gevoed werd. Maisa's donkere gezicht glunderde, terwijl ze dit allemaal vertelde en Sarith had sterk de indruk, dat ze dit zo trots vertelde om háár, Sarith, te demonstreren dat alles koek en ei was tussen haar misi en haar masra. Sarith zelf had Elza hartelijk omhelsd om haar te feliciteren met de geboorte van haar zoon. Ze had bij het ledikantje gestaan en ze had zich omgedraaid naar Elza en gezegd: ‘O, Elza hij is prachtig’. Later was Mini-mini binnengekomen met een groot bloemstuk met een kaartje waarop stond, ‘van harte gelukgewenst met de geboorte van Gideon Rutger’. Toen de rest van de | |
[pagina 93]
| |
familie er bij was, had ze Rutger alleen maar een hand gegeven en gezegd: ‘Gefeliciteerd met je zoon’. Maar 's avonds toen ze Rutger in de gang was tegengekomen, toen die op weg was naar zijn kamer, had ze gezegd: ‘Zo, dus je bent vader’. Met de bedoeling om een schampere opmerking te maken, maar dat was niet gelukt, want Rutger had met de kruk van de deur in zijn hand gezegd: ‘Ja, prachtig hé?’, en hij was de slaapkamer binnengegaan, waar Elza lag met de baby in haar armen, en had de deur achter zich gesloten. | |
ElzaVader Levi kon niet lang in de stad blijven, hij was Elza nog een paar keer komen zien, maar moest na een paar dagen weer terug naar de plantage, omdat het 't jaarlijks verlof van opzichter Mekers zou zijn, en natuurlijk ging Ashana met hem mee terug. Toen Sarith enkele dagen in de stad was - de baby was 10 dagen oud - had Rutger gezegd, dat hij die avond naar een feestje moest. De uitnodiging was al 2 weken eerder gekomen. Elza kon natuurlijk niet mee, maar hij zou er met Sarith heengaan. Elza had niets geantwoord, natuurlijk zou zij niet gaan en ze wist dat Sarith maar al te blij was dat ze alleen met Rutger kon uitgaan. Toen ze thuiskwamen luisterde Elza ingespannen of Rutger naar Sariths kamer zou gaan. Eigenlijk verwachtte ze het, maar ze had de voordeur horen opengaan, ze had de voetstappen op de trap gehoord en ze hoorde hoe Rutger bij Sariths deur zei: ‘Wel, goedenacht’, en het volgende moment was hij in hun eigen kamer en ze hoorde nog hoe Sarith naar beneden riep: ‘Mini-mini pé yu de’.Ga naar eind52 ‘O, je bent nog wakker’, zei Rutger en hij begon te vertellen dat het leuk was geweest, er waren twee zusjes Lobo geweest, meisjes van 15 en 16 jaar. Elza kende ze wel, nou die hadden toch zo lief en zo mooi gezongen. Allerlei liedjes, Franse, Engelse, Nederlandse, en vooral Portugese volksliedjes, zo lief en zo mooi. Wel, hij Rutger had bedacht dat het goed zou zijn als ze ook een feestje gaven. Over 2 dagen, de 22e, was Sarith jarig, 20 jaar werd ze, dat was toch een mooie gelegenheid voor een feestje en dan kon iedereen ook de baby zien. ‘Een feestje?’, had Elza verbaasd uitgeroepen, ‘maar Rutger, ik lig nog in bed, hoe kan dat nu?’ | |
[pagina 94]
| |
‘Ach Elza, je hoeft zelf toch niets te doen, Maisa zal wel voor alles zorgen, ik geef haar extra geld om alles te kopen. Ik heb de muzikanten al besteld, en ik zal zelf met Alex toezien, dat de verlichting en stoelen en tafels, en verder alles in orde is’. ‘Maar hoe kan ik nu gasten ontvangen, als ik in bed lig Rutger?’ Elza's stem klonk echt boos. ‘Dat is hier een gewone zaak, niets vreemds aan, als er een berith is voor een Joodse baby, ligt de moeder ook nog in bed, en het feest vindt rustig plaats in het huis. Ik heb al een heel stel mensen van vanavond uitgenodigd, en het is toch ook leuk voor Sarith dat er een feestje is voor haar verjaardag’, zei Rutger. ‘Voor Sarith, natuurlijk voor Sarith’, zei Elza met tranen in haar stem. ‘Ach lieveling, wees nu niet boos’. Rutger bukte zich en gaf een kus op het voorhoofd van zijn vrouw. ‘Laten we dat nu maar voor haar doen’. ‘Kijk, jij hebt net een prachtige zoon gekregen, maar wat heeft zij eigenlijk, het is toch met zo erg om een feestje voor haar te geven. Ze voelt zich dan tevreden en is gestreeld en zal alleen maar aardiger voor je zijn’. Elza zei niets meer, misschien had Rutger gelijk, misschien was alles tussen hem en Sarith al voorbij, hij was immers direkt naar haar toe gekomen. De volgende dag was het een hele drukte in huis. Sarith zelf ging naar Esther en Rebecca om te zeggen, dat er een feestje zou zijn voor haar 20e verjaardag. Tante Rachaël, die nog in de stad was, had even bezwaar gemaakt, het was immers nog zo kort dat Ouma Mozes de Meza was overleden, maar goed het feestje was bij Elza en zij was geen familie van de overledene. Elza had steeds aan Maisa gevraagd of ze echt niet mocht opstaan; ze voelde zich prima, maar Maisa was niet te vermurwen en dat was ook de mening van de vroedvrouw. Een blanke vrouw kon nu eenmaal niet opstaan voor de 16e dag. Wie weet wat voor gevolgen dat kon hebben, en toen Elza mopperend zei, dat alle slavinnen met babies soms reeds na 3 dagen al weer liepen, wat voor verschil was er nu, vrouw was toch vrouw, had Maisa kortaf maar beslist gezegd: ‘Nengre na Nengre’.Ga naar eind52a Op de 22e zelf was er een drukte in het huis. Rutger had speciaal een dag vrijaf genomen. Elza lag met een bedenkelijk gezicht boven in de kamer en hoorde de voetstappen beneden op en neer gaan. Stoelen werden in de voorzaal klaargezet, voor het souper zou de lange tafel in de eetzaal gedekt worden, en al het porselein, kristal en zilver was keurig opgewreven door Amimba en Afanaisa. | |
[pagina 95]
| |
Toen Rutger, tussen de bedrijven door, even bij haar in de kamer was en haar zo zag leunen tegen de kussens, zei hij, ‘wat kijk je boos, Elza’. ‘Och’, antwoordde Elza met een schouderophalen, ‘is dit alles niet heel typerend en symbolisch voor wat er zich in dit huis afspeelt, er wordt een feestje gegeven ter ere van een andere vrouw, en ik mag hier boven in bed liggen’. ‘O, je voelt je een beetje verwaarloosd natuurlijk, niet doen, kijk het feestje is toch ook ter ere van onze zoon, en wie heeft die prachtige zoon gekregen, jij toch, kom, wees vrolijk’. Rutger keek haar plagerig in de ogen terwijl hij haar gezicht met zijn vinger ophief. ‘Maar weet je wat? Om te maken dat je je niet zo achtergesteld voelt, komen we bij je eten vanmiddag, hier in de kamer, goed?’. En hij riep bij de trap naar Maisa beneden, om een tafeltje klaar te zetten in misi Elza's kamer, zodat ze daar konden eten. Maisa deed dit onder gemopper dat, ‘dalek mira e kon na a pikin’.Ga naar eind53 Maar ze was toch blij, dat masra Rutger kennelijk zo graag bij zijn vrouw wilde zijn, dat hij het middagmaal in de kamer bij haar wilde gebruiken. Sarith kwam echter niet eten. Mini-mini kwam zeggen, dat misi Sarith geen honger had, en zo aten Rutger en Elza dus alleen, en was Elza weer opgevrolijkt. Na het eten - Rutger lag al voor de middagrust op bed, met alleen een dunne katoenen slaapbroek aan en bloot bovenlijf, Elza sliep al half - was er een zacht klopje op de deur. Het was Mini-mini, die kwam zeggen, dat misi Sarith vroeg of masra Rutger even kon komen. Rutger ging uit de kamer, Elza wachtte en wachtte, Rutger kwam niet terug, een half uur ging voorbij, bijna een uur, waar bleef hij toch. Hij zou toch niet al die tijd bij Sarith zijn. Elza werd woedend, dit ging toch te ver, ze moest weten of Rutger bij Sarith in de kamer was. Ze zou opstaan, ze liet de voeten van het bed afglijden, langzaam ging ze staan. O, wat een akelig gevoel had ze in haar benen en voeten, het leek wel alsof er duizend naalden in haar voeten staken en haar benen waren so slap. Misschien had Maisa gelijk, was het slecht om op te staan voor de 16e dag, maar ze moest, ze moest. Stap voor stap begon ze te lopen, tintelende voeten, maar ze ging, zachtjes naar de deur en vervolgens in de gang, zachtjes stap voor stap, o, die voeten, die naalden, daar was ze bij de deur van Sariths kamer, ze hoorde niets. Misschien was Rutger niet daar, misschien was hij beneden. Zou ze bij de trap roepen? Maar toen hoorde ze opeens zachte stemmen uit de kamer | |
[pagina 96]
| |
komen, ze bukte zich, keek door het sleutelgat en kon juist een stuk van het bed zien, ze zag Rutgers blote schouder, ze zag Sariths blote arm om Rutger geslagen, en haar zwarte haar, dat over het kussen lag en tegen zijn schouder aanlag. Elza voelde een scherpe pijn in haar borst. O, gemeen, gemeen, die Rutger, hoe kon hij! En zij die had gedacht dat alles nu goed was, dat het voorbij was tussen hem en Sarith; die Sarith; ze zou haar kunnen vermoorden. Ze had het gevoel alsof ze ging flauwvallen, alsof ze niet meer op haar benen zou kunnen staan, en daar ging ze al, maar op het zelfde moment was er een sterke arm om haar heen, die haar in haar middel steunde en een stem vlak bij haar zei: ‘Kon baya, mi pikin misi, kon’.Ga naar eind54 Het was Maisa. Elza wist niet hoe Maisa had geweten, dat ze daar bij die deur was, maar die sterke arm was om haar heen, en voerde haar naar de kamer. Nog voor ze haar bed bereikt had, huilde Elza en snikte ze op Maisa's schouders. Maisa zei eerst niet veel, ze hielp haar misi in bed en bleef hoofdschuddend kijken naar het vrouwtje, dat daar vóór haar met het hoofd in het kussen snikte. Toen het snikken wat bedaard was, begon Maisa te praten: ‘Un kweki yu, mi nanga Ashana, un kweki yu, leri yu alla sani san un ben denki taki bakra misi musu sabi, un leri yu fu de wan switi umasma, fu lobi trawan, fu du bun gi trawan. Ma a no dati un ben musu leri yu; luku fa wi meki fowtu, un ben musu leri yu fu de wan takru sma, want luku san e pesa nanga yu now. Yu bun, yu switi, ma tra sma, den no bun, den no switi, den takru, den meki yu krei. No de bun moro, no de a switi misi Elza moro, kon takru leki en, seni na uma gowe, seni en gowé, meki a mars kmopo na yu oso’.Ga naar eind55 ‘Fa mi kan seni en gowe Maisa? “snikkend hief Elza het hoofd op, ala sma denki dati un de leki tu sa, mi no kan seni en gowe’.Ga naar eind56 ‘Yu musu fu seni en gowe, meki sma sabi taki en a no yu sa, a no yu sa nono, a no lobi yu srefi srefi, nooit a no ben lobi yu, mi kan taigi yu dati. Now a no ten fu prakseri satori misi Elza, now yu musu feti, ja feti’.Ga naar eind57 Streng keek Maisa naar Elza, toen liep ze naar het ledikantje waar de baby sliep, sloeg het gordijn open en haalde het kind er uit, dat in zijn slaap gewekt, huilend begon te protesteren. Met het huilende kind op de arm, liep ze naar het bed en zei tegen Elza. ‘Luku, efu yu no wani feti fu yu srefi, dan feti fu en, no meki a asema soigi en Pa’.Ga naar eind58 | |
[pagina 97]
| |
Elza was stil nu, ze droogde haar tranen af met een punt van het laken, het was goed dat ze er nu eindelijk met Maisa over sprak; maar die had makkelijk praten. Hoe kon ze Sarith bevechten, hoe kon ze haar wegsturen. Wat zou Rutger daarover zeggen? ‘Fa mi o feti dan Maisa’,Ga naar eind59 wanhopig keek Elza naar Maisa die de baby weer in zijn bedje legde. Maisa draaide zich om, ze kwam weer naar het bed en zei: ‘Taigi mi dati yu wani feti, dan mi Maisa o yepi yu’.Ga naar eind60 ‘Ma yu n'o du wisi toch Maisa’.Ga naar eind61 ‘Yu no afu frede, mi a no wisiman’.Ga naar eind62 Ze schudde Elza's kussen op, nam de waaier in haar hand en terwijl ze naast het bed ging zitten zei ze, ‘Dan sribi now’.Ga naar eind63 Elza zag Rutger die middag niet meer. Toen ze later wakker werd, hoorde ze hem beneden met Alex praten, en hij kwam pas weer in de kamer, toen de eerste gasten al gearriveerd waren en hij ze meenam naar boven om Elza te groeten en de baby te zien. Een paar uur later was het feest in volle gang; er werd gedanst, gedronken, gegeten. Elza boven in de kamer verveelde zich niet en was ook niet alleen, want steeds weer waren er enkele gasten, vooral dames in haar kamer, die een poosje bij haar zaten en met haar babbelden en vooral van alles wilden weten over hoe het gegaan was met de baby. Op een gegeven moment was het vrij stil beneden en toen hoorden de dames boven het zingen van de zusjes Lobo, heel lieve stemmetjes, zo zongen ze verschillende liedjes, luid applaus iedere keer, en kort daarop kwamen ze naar boven met Rutger, één van de violisten en nog enkele dames. Rutger zei dat ze voor Elza kwamen zingen en de meisjes zongen het ene lied na het andere. Rutger zat naast Elza op het bed en keek naar de zusjes en naar zijn vrouw. ‘Wel Elza, wat zeg je daarvan, je eigen serenade, er zijn vast niet veel vrouwen die kunnen vertellen, dat ze een serenade aan hun kraambed hebben gehad’. En hij streelde Elza liefkozend over het haar. Na het zingen wilden de zusjes graag nog wat boven blijven om met Elza te babbelen. Ze zaten in de rieten slaapkamerstoelen, Rutger zat op het bed naast Elza, er werd gelachen en gebabbeld, er kwamen nog meer mensen naar boven, de kamer was vol en iedereen lachte en praatte. Beneden werd er door gedanst. Rutger ging eens met één van de dames naar beneden om te dansen, dan weer met een andere. Toen hij met één van de zusjes Lobo aan de arm weer naar boven zou gaan, stond opeens een boze Sarith voor hem. ‘Waar blijf je toch, ik zie je helemaal niet, je verwaarloost | |
[pagina 98]
| |
me’, zei ze bits. ‘Ik verwaarloos je?’, riep Rutger verbaasd uit. ‘Lieve kind, dit heel feest is ter ere van jou, hoe kan je nu zeggen dat ik je verwaarloos?’ En hij liep door naar boven, om even later met het andere zusje Lobo aan de arm naar beneden te komen. Sarith was woedend, de hele avond had Rutger niet éénmaal met haar gedanst. Hij scheen bijzonder gecharmeerd te zijn van die zangeresjes en verder was hij bijna de hele avond boven bij Elza in de kamer. Dat was niet wat ze zich van de avond had voorgesteld. Toen ze Rutger die middag in haar kamer had gelokt, en hem als het ware had verleid, had ze gedacht hoe ze de hele avond met hem zou dansen en Elza alleen in haar kamer zou liggen, en nu ging steeds iedereen naar boven naar Elza. O, mannen genoeg die met haar wilden dansen, maar geen Rutger. Met een boos gezicht ging ze weer de voorzaal binnen, zìj ging in ieder geval niet naar boven naar die slaapkamer. Het feest ging heel geanimeerd door, het gezelschap boven werd steeds groter. Ver na middernacht nam iedereen afscheid en vertrokken de gasten in groepjes. Sommigen met een rijtuig, anderen wandelend, begeleid door enkele slaven met een brandende lamp in de hand. De slaven die hun meesters hadden begeleid, hadden de hele avond op het erf bij de slavenkamers gezeten en hadden ook te eten en te drinken gehad. Het laatste groepje gasten dat vertrok, was dat, waartoe ook de zusjes Lobo behoorden. Als een galante gastheer begeleidde Rutger hen naar het rijtuig, dat voor de deur stond. Toen hij daarna weer naar binnenging, stond Sarith in de open voordeur. ‘En Sarith, was je tevreden over je feestje’, vroeg Rutger vriendelijk. ‘Tevreden, tevreden?’ Sariths stem klonk schel. ‘De hele avond Annètje en Meta, Meta en Annètje’, - ze zei dit op een toon alsof ze iemand nabootste -, ‘Ik weet wat je wil, je bent zeker verliefd op één van ze, ja, beken het maar’. Verbaasd keek Rutger naar het boze mens tegenover hem. ‘Ach Sarith, doe toch niet zo belachelijk’, zei hij en liep door, maar Sarith kwam achter hem aan. ‘Ja, nu ben ik belachelijk hè, dat denk je van me’. ‘Ga naar bed Sarith, je bent zeker moe’, zei Rutger kalm. Rustig liep hij door naar boven. Sarith kwam achter hem aan, haar stem klonk steeds scheller. ‘O, ik weet wat je wilt, je wilt één van hen, en je wilt mij zeker aan een kant zetten’. Terwijl ze dit zei pakte ze Rutgers hand vast. Nu werd hij boos, hij sloeg haar hand af en zei afgemeten: ‘Hoe kan ik je aan een kant | |
[pagina 99]
| |
zetten, je bent toch niet van mij, stel je toch niet zo aan’. ‘Zie je wel, ik ben niet van jou hè, niet van jou’, Sarith schreeuwde nu. ‘Nee je bent niet van mij, mijn vrouw is hierbinnen’, met die woorden opende Rutger de kamerdeur, ging naar binnen en sloeg die hard voor Sariths neus dicht. ‘Sst’, straks maak je de baby nog wakker’, zei Elza, die alles had gehoord. Inwendig juichte Elza. Rutger en Sarith hadden ruzie, prachtig was dat, ze had iets willen zeggen tegen Rutger over wat ze die middag gezien had, maar dit was veel beter. ‘Stel je voor’, zei Rutger, ‘daar maakt me dat mens een jaloerse scène’. ‘Tja’, zei Elza kalm vanuit het bed, ‘misschien denkt ze dat ze daar recht toe heeft’. ‘Recht, ze heeft geen enkel recht daartoe’. Kwaad begon Rutger zich uit te kleden. ‘Stil toch, denk om de baby’, zei Elza sussend. Rutger moest beslist niet boos op haar worden. Toen hij naast haar kwam liggen, zei ze: ‘Wat zongen die meisjes lief hè, we moeten ze vaker uitnodigen, we worden vast goede vriendinnen’. En in zichzelf dacht ze, dat dit misschien wel de beste manier zou zijn om Sarith te bestrijden. | |
MaisaDe ochtend na het feest, heel vroeg, iedereen in huis sliep nog, en ook op het erf waren alle slavenkamertjes nog potdicht, ging Maisa door de negerpoort de straat op. Ze ging naar de markt in de Oude Oranjetuin (nu Kerkplein). Hier werd de slavenmarkt gehouden en waren er ook allerlei levensmiddelen te koop. Op de markt aangekomen, waar het al aardig druk was, liep ze rond, sprak eens met een fruitverkoopster, kocht een paar grote manja's en liet zich een oude vrouw aanwijzen, die droge vis verkocht, en met een stenen pijpje in de mond achter haar koopwaar zat. Maisa kocht een paar stukken vis bij haar en begon een gesprek met de oude vrouw. Die nam het stenen pijpje uit haar mond, spritste het speeksel achter zich op de grond en begon Maisa omstandig iets uit te leggen. Niet lang daarna verliet Maisa de markt, ze ging de kant van de Saramaccastraat op en liep met vlugge stappen door. Ze had een lange wandeling te maken, want ze ging helemaal naar Kau-Knie (een open vlakte waar nu de Wanicastraat is, ter hoogte van | |
[pagina 100]
| |
de Nieuwe Domineestraat). Daar zou ze een bezoek brengen aan Ma Akuba. Nene Duseisi de visverkoopster had haar net uitgelegd waar ze die zou kunnen vinden. Bij Ma Akuba zou ze hulp kunnen vinden om haar geliefde misi Elza te helpen en te bevrijden van die saka-saka misi Sarith. Het was onder de slaven algemeen bekend dat deze Ma Akuba goed bekend was met alles over bonu, en ze woonde samen met Ta Agosu, die een obia man was. Toen ze bij het kleine onooglijke huisje kwam, dat op een open verwilderd erf stond, bleef ze bij het deurtje staan en riep ‘Kumorgu Ma Akuba’.Ga naar eind64 ‘Suma e bari mi kumorgu’.Ga naar eind65 klonk er een stem van binnen. ‘Na mi, Maisa, mi kon begi Ma Akuba wan sani’.Ga naar eind66 Het deurtje werd opengestoten. Op een bankje binnen zat Ma Akuba, een oude negerin, groot van gestalte, met een grof gezicht, scherp loerende ogen, het haar door ouderdom helemaal geelgrijs. Ze had allerlei insnijdingen op haar gezicht, schouder en rug, en was gekleed in een panyi, die onder haar borsten was vastgemaakt. Ze keek streng naar Maisa, die daar op het erf stond, nam het pijpje uit haar mond en zei: ‘Dan suma na Maisa dan, mi no sabi yu’.Ga naar eind67 ‘Mi na misi Chasseur srafu, mi ben libi na pernasi fosi, na pas-pas mi kon na foto, ma na Ma-Akuba mati, Néné Duseisi seni mi dyaso’.Ga naar eind68 ‘Hmm, we sidon dan’,Ga naar eind69 gromde Ma-Akuba als antwoord, terwijl ze op de drempel van het huisje wees. ‘Taigi mi san de fu du’.Ga naar eind70 Maisa begon nu te praten en vertelde over haar misi en haar man, tussen wie eigenlijk alles goed was, en over die andere vrouw die de man van haar misi beïnvloedde en van zijn vrouw afpakte. De oude vrouw ging een klein kamertje binnen en kwam weer naar buiten met een kleine prapie met water, een aarden schotel, een kaars, en een spiegeltje. Ze ging zitten, zette de schotel tussen haar benen op de grond, schonk wat water uit de prapie in de schotel, stak vervolgens de kaars aan en hield het spiegeltje ervoor. Terwijl ze strak in het spiegeltje keek, mompelde ze enkele woorden voor zich uit. Daarna blies ze de kaars uit, sloot de ogen en bleef een tijdje zo zitten. Vervolgens schonk ze het water uit de schotel weer terug in de prapie, en hield de lege schotel voor Maisa; deze haalde haastig een geknoopte zakdoek uit haar kotobere, en legde een gulden op de schotel. Ma-Akuba zei: ‘Mi o meki wan sani gi yu, ma dan yu musu tyari wan fowru, dri eksi, wan batra switi sopi, nanga wan pis krosi fu yu | |
[pagina 101]
| |
masra nanga wan fu na tra uma. Tyari den kon tamara neti’.Ga naar eind71 ‘Gran tanyi baya Ma-Akuba, gran tanyi’. Maisa stond op en verliet haastig het erf, want ze vond het eigenlijk zelf doodgriezelig, maar ze had nu eenmaal alles er voor over om haar misi Elza gelukkig te zien. Toen ze thuis kwam, was iedereen al op, er was een gefluister en gegiechel bij Afanaisa, Amimba en Mini-mini. Wat was er gebeurd? De drie meisjes haastten zich om Maisa te vertellen, dat misi Sarith en masra Rutger ruzie hadden gehad. Vanmorgen toen masra Rutger zat te ontbijten was misi Sarith nog in haar nachtkleding in de eetkamer gekomen, en had allerlei boze woorden tegen hem gezegd, en hij was boos geworden, was van tafel opgestaan en had gezegd, dat hij in zijn huis kon doen wat hij wilde en als het misi Sarith niet beviel kon ze weggaan. Met die woorden was hij vertrokken en zij was bijna huilend naar boven gegaan. Ze had Mini-mini daarna haar rug laten masseren en Mini-mini had gezien dat ze huilde. Goed zo, dacht Maisa, het ging prima zo. Alle slaven in huis wisten natuurlijk wat er gaande was, iedereen, zelfs Mini-mini die toch Sariths slavin was, stond aan de kant van misi Elza. Maisa hoopte dat dit genoeg zou zijn voor misi Sarith om te vertrekken, maar dat deed ze niet. Ze bleef boos de hele dag op haar kamer, en stuurde Mini-mini om haar eten en drinken te halen. Maisa piekerde hoe ze een kledingsstuk van misi Sarith zou krijgen. Ze zei tegen Mini-mini om het vuile wasgoed van misi Sarith naar beneden te brengen en zei later tegen Mini-mini, dat Lena bij het strijken een hemd van misi Sarith had verschroeid. Mini-mini hoefde niet bang te zijn, ze zou het zelf wel aan misi Sarith gaan zeggen. Even later klopte ze aan Sariths kamerdeur. Toen die op haar ‘binnen’ geroep Maisa daar zag staan, schrok ze. Ze was bang van Maisa, wist dat die dol was op Elza, misschien kwam Maisa hier om haar weg te sturen. Toen Maisa haar excuses maakte over een verschroeid hemd, was Sarith erg opgelucht. ‘Het is niet erg Maisa, laat maar’, zei ze, wat kon haar een geschroeid hemd nu schelen, er waren veel ergere dingen in de wereld. | |
ElzaDe volgende dag mocht Elza eindelijk opstaan van Maisa. Voor- | |
[pagina 102]
| |
dat ze werd aangekleed, wikkelde Maisa een buikband van wel 1½ m. lang, met allerlei banden heel strak om haar buik; dat was om ervoor te zorgen, dat haar figuur weer mooi zou worden. Daarna ging ze voetje voor voetje naar beneden naar de eetkamer, waar ze in een schommelstoel bij het raam werd geïnstalleerd. Sarith had zich twee dagen boos op haar kamer gehouden, maar het scheen dat ze begreep, dat ze hoe dan ook, een gast was in dit huis en zich eigenlijk niet zo kon gedragen. Ze kwam naar beneden, sprak eens met Elza, en ook met Rutger, en zat verder met een boek. Elza vond dat het goed zou zijn als Rutger en Sarith boos op elkaar zouden blijven, en bedacht hoe ze dit nu zou klaarspelen. 's Avonds in bed vroeg ze aan Rutger, wat hij ervan dacht als ze voor zondag a.s. een paar gasten te eten vroegen. ‘Zal het niet te vermoeiend voor je zijn?’ Had Rutger gevraagd. ‘Wel nee, ik vind het juist fijn om de eerste zondag dat ik weer op ben, een paar mensen om me heen te hebben, ik ben per slot van rekening niet ziek’. ‘Wat had je gedacht van de Van Schaiks, en de meisjes Lobo, en misschien ook Chaim en Hanna Lobo met hun baby?’ Rutger vond het goed. Hij zou Alex de volgende ochtend, dat was al vrijdag, met een boodschap naar de verschillende adressen sturen. Ondertussen had Maisa de avond na haar eerste bezoek aan Ma-Akuba de verlangde spullen gebracht en gehoord, dat ze het nodige zaterdag kon ophalen. Nadat Maisa, die zaterdagavond nog een gulden had gegeven, kreeg ze een drankje mee in een klein zwart flesje, met de uitdrukkelijke boodschap, om een half lepeltje hiervan 's morgens in de eerste drank van die ‘takru misi’ te doen. Sarith deed nu weer uiterst aardig en lief tegen Rutger. Ze had bedacht, dat ze niet veel verder zou komen als ze boos op hem bleef en ze had een plannetje. Ze was voor zondag uitgenodigd bij de familie De Miranda op hun Buiten in de Combé. Ze zou er met Rutger heengaan, maar ze zou het hem pas zondagmorgen zeggen, want ze was bang dat hij er anders met Elza over zou spreken, en die zou zeggen, dat hij bij haar, Elza moest blijven. Zondagmorgen, Rutger was alleen naar de kerk gegaan, was Sarith al vroeg op. Mini-mini maakte voor haar meesteres een kopje koffie in de keuken klaar, terwijl ze ermee bezig was, stuurde Maisa haar om vlug, vlug een emmer water bij de regen- | |
[pagina 103]
| |
bak te halen. Terwijl Mini-mini weg was, deed Maisa snel het drankje in de koffie van Sarith. Toen Rutger uit de kerk thuis kwam zat Elza al in de eetzaal. Even later kwam Sarith binnen. Ze was mooi aangekleed, in een witte mousseline jurk opgemaakt met rose strikjes. Heel lief zei ze: ‘O, ja Rutger, ik ben uitgenodigd voor een etentje op het Buiten van de De Miranda's. Ik had zo gedacht, dat het wel aardig zou zijn als je met me meeging, je zit anders toch maar de hele dag hier thuis’. ‘Dat zal niet gaan hoor’, zei Rutger terwijl hij haar aankeek, ‘we krijgen toch zelf gasten te eten, wist je dat niet?’ Dit had Sarith helemaal niet verwacht. ‘O ja, wist je het niet Sarith’, zei nu Elza, we krijgen gasten ja, de Van Schaiks en Meta en Annètje Lobo. Rutger gaat die zo meteen afhalen, met het rijtuig van de Van Omhoogs’. Sarith werd boos, alweer die meisjes Lobo, dat had Elza natuurlijk met opzet bedacht om haar te pesten. ‘Natuurlijk, de meisjes Lobo hè, dus je gaat niet met me mee’, schreeuwde ze tegen Rutger. ‘Nee, ik blijf bij mijn gasten hier’, was het kalme antwoord. Sarith werd woedend, ze zocht naar woorden, naar iets om te zeggen waarmee ze zowel Rutger als Elza kon krenken en zei toen tegen Rutger: ‘O, natuurlijk, ik weet wat je wil, je wil ze zeker in je bed hebben.’ Rutger werd vuurrood en zei toen afgemeten: ‘Die praktijken laat ik geheel aan jou over Sarith’. ‘Jullie denken me te pesten hè’, Sariths boze voet stampte op de grond. ‘Ik weet dat jullie mijn gezelschap wel kunnen missen, ik blijf geen minuut langer hier, ik ga weg’. ‘Ga maar gerust’, zei Rutger. ‘Je bent inderdaad geen aangenaam gezelschap’. Sarith stormde de kamer uit, riep Mini-mini en ging met een vaart de voordeur uit, die ze met een harde klap achter zich dicht sloeg. In de botralie en bij de achterdeur hadden alle slaven en slavinnen het tafereeltje gevolgd. Maisa maakte een rondedans in de achtergalerij. Het werkte, het drankje werkte! Misi Sarith had boos het huis verlaten. Toen ze even later Afanaisa naar boven stuurde om de kamer van misi Sarith op te ruimen, nu Mini-mini ook weg was, zag ze dat Afanaisa met een vol kopje koffie naar beneden kwam. Maisa begreep dat misi Sarith niet van de koffie had gedronken. Wel, dan was het drankje zeker zo sterk, dat alleen al de aanwezigheid daarvan op misi Sarith werkte. |
|