‘Ja, dat was in die tijd het hoogste gezag in de kolonie’, zegt Jason; ‘Het Rode Hof.’
‘Ja, jongeman, jij kent je geschiedenis!’ zegt mevrouw Wensel lachend.
‘Maar die handtekeningen?’ vraagt Charlaine, waren die echte handtekeningen of deden ze dat met een stempel?’
‘Ik denk niet dat ze in die tijd een stempel hadden, dus ik denk dat die raadsleden lang werk hadden om die handtekeningen te zetten,’ zegt mevrouw.
‘Maar die mensen van toen hadden tijd,’ zegt Radjen, ‘ze hadden toch slaven die al het werk deden.’ De P.R. dame gaat verder: ‘Ja, dat kaartengeld is een hele tijd in omloop geweest tot er in 1828 een bank werd opgericht, De Westindische Bank. Die gaf ook bankbiljetten uit, maar ze maakten zoveel, dat die al vlug waardeloos werden en de bank ging in 1831 al failliet. Nou en vanaf toen werden bankbiljetten en munten van Holland hier gebruikt, maar ook toen was er heel vaak schaarste en men betaalde en accepteerde ook biljetten en munten van andere landen.
Tot 1865, toen onze bank werd opgericht.
Bij de oprichting waren alle aandelen in handen van de Nederlandse Handelmaatschappij. Dat was een groot bedrijf hoor, eigenlijk de eerste multinational in de wereld.’
‘Ja. Die Hollanders waren goede handelaren,’ zegt Jason en de mevrouw gaat verder. ‘Ja, dat is zo, ze hadden later nog een paar bedrijven hier.’
Jason weet het goed. ‘Suikeronderneming Mariënburg en Peperpot voor koffie en cacao,’ zegt hij.
‘Goed zo!’ zegt mevrouw Wensel. ‘Deze nieuwe bank werd een echte Surinaamse bank, mocht eigen bankbiljetten uitgeven en ook eigen munten en vanaf toen hadden we dus echt Surinaams geld, met dezelfde waarde als het Hollandse geld. De munten van tien cent en vijfentwintig cent, een gulden en een rijksdaalder waren helemaal hetzelfde als van Holland.
Ze waren van zilver en hadden ook werkelijk de waarde van het zilver.
En dan waren er munten van een stuiver, een halve stuiver, een cent en een halve cent. Die waren van koper. De munt van een halve stuiver was groot en rond, ze noemden dat bigi sensi.’
‘Maar mijn oma had verteld dat één Surinaamse gulden twee Hollandse gulden was,’ zegt Charlaine.
‘Ja, dat werd zo na de oorlog,’ zegt mevrouw. Toen is de Hollandse gulden gedevalueerd, maar de Surinaamse gulden niet, want die had een heel goede gouddekking,’ zegt mevrouw Wensel, maar als ze het gezicht van Charlaine ziet, vraagt ze ‘Weet je eigenlijk wel wat gouddekking is?’