Vermakelijcke bruylofts-kroon, doorvlochten met verscheyden leersame gedichten(1659)–Jacob Coenraetsz Mayvogel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Prov. 15. 16. Het is beter een weynigh metter vreese des Heeren, dan een grooten schat daer onrust in is, het is een geluckigh huysgesin daer elck in 't sijne vooght is. Wie Meester zijn wil over al, Dat brenghter menich tot een val. WIe dat wil ter eeren blijven, Moet geen vreemden handel drijven, Niet te snuyven boven maet, Door een opgepronckte staet, Sulck een doen dat is een handel Die in leven en in wandel, Die in kleeders, staet en pracht, Meer bespot wort als geacht. Trots en moedigh in het spreken, Onverstandigh bot als leken, Opgeblasen hoogh van moedt, Trots in alles wat men doet: Sulck een handel die kan schaden, En den mensch licht overladen, Menich wort daer door veracht, Heel bespot, en uyt-gelacht. And're die zijn opgeblasen Op veel yd'le viese-vasen, Dat in t oock wat schijnen moet, Op een glory sonder goet, Daer so vint men dan ten lesten, Munt noch kruys, en niet ten besten, Dan soo moet men achter staen, Al de glants die is gedaen, Dan soo moet men dickwils klagen, En veel achterklap verdragen. Zijt gy wijs, dit wel bedenckt, Opgeblasenheyt dat krenckt. Vorige Volgende