Vermakelijcke bruylofts-kroon, doorvlochten met verscheyden leersame gedichten
(1659)–Jacob Coenraetsz Mayvogel– Auteursrechtvrijop de selve voyse.[BEdaert] doch Herderinne,
Geen ontrou is geschiet,
[Waerom] dus straf van sinnen,
[Vertrout] ghy niemant niet?
[Wist] ick u gront
[Op] dese stont,
[Ick ]soud soo langh u smeken,
[Dat] ghy van al
[Mijn] ongeval
[Mij] selven hoorde spreken.
Geen Rechter soo hoogmoedigh,
[Of] hoort wel sijn party,
[Ach] Silvia! demoedigh
[Sijt] ghy versocht van my,
[Nu] ghy mijn klacht
Onwaerdigh acht,
En my geen gunst mach beuren,
Soo sal ick stil,
Lief naer u wil,
Eensaem en heym'lijck treuren.
Mijn troost die sal nu wesen
Op Gods Almogentheyt,
O Son! Seer hoogh gepresen,
My is wel eer geseyt,
Wat Godt op aerdt
Te samen paert,
En sal geen menschen scheyden,
Heb ick dan schult
'k Sal met gedult,
Van Godt het al verbeyden.
|
|