Anjumara kon het niet nalaten om even boven water te komen om het dorp te kunnen zien. Er stonden verschillende hutten verspreid over het dorp. ‘Zo, dus dit is een dorp,’ zei hij. ‘Zorg ervoor dat de mensen jou niet zien, anders komen ze je opjagen met hun gevaarlijke pijlen!’ riep Pataka vanaf de rivierbodem. Anjumara zwom gauw weer onderwater.
Pas toen zij voorbij het dorp waren, zwommen zij weer naar het wateroppervlak. De steeds sterker wordende stroming kondigde een tweede stroomversnelling aan in de rivier. ‘We naderen zo meteen de gevaarlijkste stroomversnelling!’ riep Pataka.
‘Is de stroming bij deze sterker dan bij de vorige?’ vroeg Anjumara.
‘Nee, de stroming is ongeveer even sterk. Het verschil met de vorige is, dat de rivier nergens zo smal en zo ondiep is als bij deze stroomversnelling,’ antwoordde Pataka.
‘Dat hoeft toch niet gevaarlijker te zijn?’ vroeg Anjumara.
‘Dat juist wel, de mensen kunnen ons namelijk gemakkelijker opjagen hier,’ antwoordde Pataka.
Toen zij bij de stroomversnelling aankwamen begreep Anjumara wat Pataka bedoelde. De rivier was namelijk zo smal geworden dat de takken van de grote bomen langs de oevers elkaar konden raken. Ze vormden als het ware een dak over het water. Ook hier lagen er rotsblokken in het water, sommige waren door de Inheemsen beschilderd.