‘Het was echt niet onze bedoeling om je te laten schrikken,’ zei het kleine visje.
‘Mogen we je wat vragen?’ vroeg de grote vis vriendelijk.
‘Nee, er liggen al genoeg druiven in het water!’ riep de vogel.
‘Wij willen helemaal geen druiven vragen,’ zeiden de vissen.
‘Wat dan wel?’ vroeg Roodborstje nieuwsgierig.
‘We willen graag weten wie wij zijn,’ antwoordde de grote vis.
Roodborstje moest heel hard lachen: ‘Ha! Ha! Ha!’
‘Waarom lach je?’ vroegen de vissen.
‘Omdat het een domme vraag is,’ antwoordde Roodborstje.
‘Jullie willen mij toch niet vertellen dat jullie niet weten dat jullie vissen zijn?’ vroeg hij. ‘Vissen! Zijn wij vissen? Wat zijn vissen eigenlijk?’ vroegen de vissen haastig.
‘Nou, je vindt vissen eigenlijk bijna overal waar er water is, ze kunnen alleen in water leven. Ik ben bijvoorbeeld een vogel, vogels leven in de lucht en in de bomen omdat ze kunnen vliegen.’
‘Maar als wij alle twee vissen zijn, waarom is hij dan anders dan ik?’ vroeg de kleine vis aan Roodborstje en wees op de grote vis.
‘Net als hoe je verschillende vogels hebt, zo heb je ook verschillende vissen. Jij bent een platte vis en je vriendje is een ronde vis,’ antwoordde Roodborstje.
‘Zo... dus ik ben Platvis en hij is Rondvis?’ vroeg de kleine vis.
‘Zoiets ja,’ antwoordde Roodborstje.
‘Gelukkig weten we nu wat wij zijn, voortaan ben ik Rondvis en jij Platvis, ga je daarmee akkoord?’ vroeg de grote vis aan de kleine.
‘Dat vind ik prima,’ antwoordde de kleine.
‘Ziezo, dan is dat dan weer geregeld,’ zei de vogel.