‘Ja, ja,’ onderbrak de commissaris de woordenstroom, ‘laat ze dan maar binnenkomen.’ Hij zette zijn hoed weer af en legde die op een stoel. Even later werden Ondine, Ivo en Jaap bij hem binnengelaten.
‘Zo,’ zei commissaris Spijker, terwijl hij ze van onder tot boven opnam. ‘Zo, jullie moesten mij zo dringend spreken?’ Hij nam plaats achter zijn bureau en maakte de knopen van zijn jas los. ‘Vertel maar eens, wat kan ik voor jullie doen?’
Jaap stootte Ivo aan: ‘Zeg jij het maar...’
‘De kwestie is,’ begon Ivo, ‘we komen aangifte doen van een belangrijke zaak. Het gaat over Siam...’
‘Over Siam?;’ verwonderde de commissaris zich.
‘Ja,’ sprong Ondine bij, ‘over de radioactieve stralen.’
De commissaris krabbelde zich eens achter het oor:
‘Kunnen jullie me niet eens geregeld vertellen waarover je het precies hebt? Zo begrijp ik er niets van. Jij daar, hoe heet je?’
‘Jaap...’ begon Jaap.
‘Ja, 't is goed Jaap, vertel jij me eens wat deze late invasie te betekenen heeft.’
Jaap kreeg een kleur. ‘Ik zal mijn best doen het goed te vertellen,’ zei hij. ‘Maar weet u, het is echt erg ingewikkeld.’
‘Vooruit maar,’ moedigde commissaris Spijker hem aan.
‘Nou,’ zei Jaap, ‘het komt hierop neer: door toe-