de schulpprof verdwijnt en de kust dus veilig is, snellen we naar boven. Is dat niet duidelijker?’
‘Hè, hè,’ zei Joost, daarbij Jaap op de schouder kloppend, ‘bravo, dit was taal naar mijn hart. Jullie twee zijn me een paar spionnen van het jaar nul. Zal ik jullie eens wat vertellen? Jullie willen me er alleen maar in betrekken om me een goede daad te laten doen.’
‘Nee,’ protesteerde Ivo, ‘daarom niet, maar wel omdat we je nodig hebben, dat wil zeggen je huis nodig hebben.’
‘Zie je wel,’ zei Joost, die daarbij op een krukje ging zitten om een sigaret op te steken, ‘mijn huis. Ik kan rustig opkrassen.’
‘Stil maar, hoor Joostje,’ zei Ondine, ‘jouw beurt komt ook.’
‘Maar ik wil niet eens,’ zei Joost. ‘Mijn huis, goed, maar ik, ik blijf er net zo lief buiten. Ik heb wel wat anders te doen.’
‘Ja,’ zei Ivo, ‘laten we nu niet weer opnieuw beginnen. Laten we nu de plannen even verder afronden.’
‘Ja,’ zei Joost, ‘laten we dat doen. Jullie willen dus mijn huis en mijn sleutel hebben om bij die stinksik in te breken. Wat willen jullie er eigenlijk uitbreken?’
‘De bedoeling is,’ antwoordde Jaap, ‘dat we de documenten, die Ondine in dat kamertje gezien heeft, te pakken krijgen.’
‘Willen jullie die meenemen?’
De jongens knikten bevestigend.