We zullen toch precies te weten moeten komen wie er binnenkomen en uitgaan. Ten tweede moeten we trachten te bereiken dat hij ons zo vertrouwt, dat hij ons te allen tijde binnen laat. Ten derde moeten we op die manier zien dat we die documenten te pakken krijgen, voordat het te laat is.’
‘Voordat het te laat is?’ zei Ivo.
‘Natuurlijk rund,’ zei Jaap. ‘Straks gaat hij met die dingen naar zijn baas in... weet-ik-veel Siam of ergens anders en hebben wij het nakijken.’
‘En dat niet alleen,’ zei Ondine, ‘erger zal zijn: heel Siam heeft het nakijken.’
Even bleef het stil, toen zei Ivo:
‘Maar zeg eens even Ondine, zonet beweerde jij dat een van ons voortdurend het huis van de schulpprof in de gaten moet houden. Maar hoe wil je dat in vredesnaam doen? We kunnen toch moeilijk dag en nacht op de been blijven!’
‘Da's waar,’ viel Jaap Ivo bij en hij keek Ondine vragend aan.
‘Nee... je hebt wel gelijk,’ zei Ondine, ‘in principe zullen we het huis natuurlijk dag en nacht in de gaten moeten houden, maar in praktijk zal dat moeilijk gaan. Het enige dat we doen kunnen, is zo veel mógelijk het huis bewaken. Bijvoorbeeld: als een van ons thuis is, blijft hij zoveel mogelijk in de buurt van de ramen, maakt daar zijn huiswerk en zo...’
‘Nogal naïef hoor,’ zei Ivo. ‘Eten, slapen, koken,