‘Daar ga je Jaap,’ fluisterde Ivo in de richting waarvan hij dacht dat Jaap zat in het verduisterde lokaal.
‘En wie heeft een voorbeeld?’ riep meneer Bijkema. ‘Ik!’ zei Ivo en hij reikte meneer Bijkema zijn voorbeeld aan.
‘Meesterlijk!’ riep meneer Bijkema enthousiast uit, nadat hij het plaatje in de projector had geschoven. ‘Fantastisch Ivo, het kon niet beter. Karel Appel! In volle glorie! En een hele mooie nog wel, één waar je voor stil blijft staan!’
‘Nou,’ riep Walter van Dooren door de klas, ‘ik blijf liever voor iets anders stilstaan!’
‘Ah!’ zei meneer Bijkema, ‘ons parlementslid Walter van Dooren heeft het woord. U zei meneer?’
‘Dat ik liever voor iets anders blijf stilstaan,’ herhaalde Walter.
‘En waar dan wel voor?’ vroeg meneer.
‘Voor een meisje!’
‘Een aardig meisje dan tenminste,’ opperde meneer Bijkema.
‘Ja, meneer,’ grinnikte Walter.
‘Kijk,’ zei meneer Bijkema, ‘hier doet zich een uiterst gecompliceerd probleem voor. Namelijk: het probleem smaak. We hebben allemaal een andere smaak, dat is logisch, maar we staan ook allemaal anders tegenover de smaak. Dat wil zeggen: de een vindt: “Ik wil alles bekijken en daarna mijn oordeel zeggen” en de andere meent: “Ik wil alleen datgene bekijken waar ik zin in