‘Die kijkt wel uit,’ zei Ivo. ‘Die kletst. Hij kletst aan één stuk, zodat we niks hoeven te vragen.’
‘Beste vent,’ grinnikte Bakzeil. ‘Zó'n kerel!’ En hij maakte een beweging met de duim naar boven. ‘Kom,’ vervolgde hij, ‘ga mee naar binnen, dan gaan we thee drinken. Ik geloof, dat ik nog wel wat onder de muts heb.’
Jaap, die met Ivo achter Joost mee liep, stootte Ivo aan: ‘Onder de kurk zal hij bedoelen,’ fluisterde hij.
Ivo genoot. Het was allemaal precies zoals hij zich voorgesteld had. Joost op een kussen op de grond en zij allemaal op bankjes en stoeltjes.
‘Ik schenk thee,’ stelde Ondine vast en ze liep al naar het kastje, waar de thee in de muts stond.
‘Je kent het recept,’ zei Joost, ‘geen suiker en geen melk!’
‘Jewel meheer,’ zei Ondine. Ze kwam even later terug met een stel leuke gekleurde kommen, die ze behoedzaam voor iedereen neerzette.
‘En nou zitten, paardestaart,’ zei Joost en hij trok Ondine aan haar haren naast zich op een bankje.
‘Ik zou best beeldhouwer willen zijn,’ zei Ivo opeens. Joost begon te brullen van het lachen. ‘Dat zou je niet willen zijn,’ zei hij, toen hij bedaard was, ‘maar dat ben je of dat ben je niet. Maak je wel eens iets van klei, snij je wel eens iets uit hout, of maak je wel eens iets uit ijzerdraad?’
‘Ja,’ knikte Ivo verbouwereerd.