‘Hé!!’ schrokken de jongens. Ivo liet de krant uit zijn handen glijden.
‘Hoe weet jij...’ begon hij.
‘Tjonge, tjonge,’ plaagde Ondine. ‘Zitten de heren in het spionnetje te gluren? Welwel, wat een nieuwsgierige kleine aapjes! Als moesje dat eens wist...’
Dreigend stak ze haar wijsvinger omhoog en bewoog hem heen en weer.
‘Wilden de kleine jongetjes zo graag weten wat meneer Tygendaag in zijn aquarium heeft? En wat zou hij wel in een aquarium moeten hebben? Vissen natuurlijk, goed zo, vissen...’
‘Geef mij die kijker eens,’ zei Jaap.
Zonder een oog van zijn zusje af te houden gaf Ivo Jaap de kijker. En Jaap begon nu, hoewel zonder krant, naar de overkant te turen.
Het was of Ivo plotseling wakker werd. Hij stond op en pakte Ondine bij de arm.
‘Vertel nu maar eens, hoe je dat weet.’
‘Ja,’ plaagde Ondine, terwijl ze zich los trok, ‘dat zou je wel eens willen weten, hè? Maar ze vond het veel te interessant dat ze opeens in het middelpunt van de belangstelling was komen te staan. Want ook Jaap had de kijker neergelegd en keek haar vol verwachting aan.
‘Nou,’ begon ze, ‘als je het dan zo graag wilt weten. ...Op een dag, toen ik bij Joost vandaan kwam...’
‘Wie is Joost,’ onderbrak Ivo haar
‘Joost? Nou Joost Bakzeil, de beeldhouwer,’ zei