‘Nou, nou,’ zei Ondine, ‘wat 'n amour, zeg!’
‘Niet jaloers zijn,’ schoolmeesterde Ivo, ‘kleine zusjes mogen nooit jaloers zijn op hun grote broers.’
‘Ach... snotneus,’ zei Ondine verontwaardigd.
‘Hoor dat, grote broer... We schelen misschien net vijf centimeter en één jaar.’
‘Maar het zit 'm niet in de centimeters,’ plaagde Ivo verder, ‘het zit 'm hier.’ En hij wees in wijde cirkels de omtrek van zijn hoofd aan.
‘Wees jullie nu eens stil,’ commandeerde mevrouw De Winter. ‘Maak nu niet meteen weer herrie, de woensdag is net begonnen. Ik heb trouwens een nieuwtje.’
‘Wat!’ riepen Ivo en Ondine tegelijkertijd.
‘Ja, dat zouden jullie wel willen weten, hè!’ plaagde hun moeder.
‘Doe nu niet zo geestig, Mamzel,’ zei Ivo, ‘bewaar dat voor de droeve dagen der grijzende haren...’
‘Hè, ja, zeg het nu Mam,’ vleide Ondine.
‘Hier kan ik niet tegenop,’ verklaarde mevrouw De Winter. ‘Ik geef me over: zondag komt oom Ivo uit Brussel over.’
‘O, wat énig!’ gilde Ondine.
‘Mijn naamgenoot is wellekomme,’ zei Ivo plechtig en hij keek ontstellend scheel.
‘Zat-ie niet in Afrika?’ vroeg Ondine.
‘Welnee, in Siam, niet Mam?’ zei Ivo.
‘In Siam,’ bevestigde mevrouw.
‘Wat deed-ie daar ook weer,’ peinsde Ondine.