heb ik je mooi beet gehad - ik ben zoo nuchter als een kind - ik wou maar eens zien wat je doen zou als ik - ha, ha, ha! - ha!
Mevrouw is waarlijk één kort oogenblik dupe en ziet glimlachend haar man aan, maar dadelijk krijgt ze opnieuw de overtuiging, dat hij niet kaarsschoon is als zij ziet, hoe hij met 't puntje van zijn tong herhaaldelijk langs zijn lippen strijkt en hoe slaperig zijn oogen staan.
- Foei! herhaalt ze, je moest je schamen. Voor een manen vader is dat geen manier van thuis komen, en streng: - waar ben je geweest?
- Die is goed, heel goed, in Burgerplicht, natuurlijk, in Nederland en Oranje, in Grondwet, in Amsterdam, - alle kiesvereenigingen afgeloopen - dood moe - slaperig - geef me nog wat water.
- Hier, bah! wat ruik je naar tabak.
- D'r wordt zoo zwaar gerookt.
- Pffuu! - je hebt conjak gedronken.
- Alle heeren drinken d'r 'n grokkie...
- En wat zie je d'r uit - waar is je das?
- M'n das? - die heb ik om.
- Dat's niet waar - en je hoed vol deuken - wat is er met je gebeurd?
- D'r is verschil van opinie gekomen - Socialen - Anarchisten, die moesten d'r uit.
- Heb je dan gevochten? Bah, wat gemeen.
- Dat's tegenwoordig gebruik in kiesvereenigingen.
- Maak dat aan 'n ander wijs - kom, als je blieft, biecht op - waar ben je geweest?
- Overal!
- Hè! waar?
- Alle kies-societeiten bezocht. Prachtig speechen gehoord - en meneer, die zich tot dusver vrij goed heeft gehouden begint op eens hard te lachen. - Ha, ha, ha! hij was goed; die Tak 'n kranige kerel - Gijs T'eihoven d'r uit gesmeten, d'r uit, d'r uit! d'r uit!
- In Gods naam, zing niet, ik schaam me dood als Fientje je hoort.
- Ma, Ma! wat is er toch? klink, eensklaps de stem van 't meisje dat in haar nachtjapon op bloote voeten binnenkomt. - Is Pa niet wel geworden?
- Ja, kind, Pa is duizelig door de warmte van die lokalen, en haastig bijt zij haar man in 't oor: - hou je dan tenminste goed voor je dochter.
Welters is niet zóó beneveld, dat hij niet begrijpt, dat hij zijn prestige moet bewaren en daarom laat hij zich eensklaps met een zucht op de canapé achterover vallen, steunend en klagend: O mijn hoofd, mijn hoofd, die hitte, ik kan er niet tegen.
- Maar lieve Pa - waarom gaat u er dan toch heen?
- Plicht, kind, Plicht! ... O mijn hoofd!
- Blijf liever thuis bij ons - Hé, wat zie u bleek; o Ma! kijk eens de kille droppels staan op Pa's voorhoofd. Het bezorgde kind gaat naast haar vader op de canapé zitten en trekt diens zakdoek, die een eindje uit den zak van zijn overjas hangt, te voorschijn om zijn voorhoofd af te drogen.