| |
| |
| |
Een artist.
'k Was voor zaken op reis, moest in een kleine, afgelegen Provincieplaats overnachten en zat in het logement - de eigenaar noemde het Hôtel DE KIEVIET - een sigaar te rooken terwijl - 't maiske 't bed proper moakte en de juffrouw: - seffens menier 'n oavond-boterham zou gaan servieren.
De eetzaal, 't was niet veel meer dan een groote langwerpige kamer, met een schamel versierd buffet aan den eenen en een afgebeulde pianino aan den anderen kant, was dien avond zeer bezet.
Ik zat in een der hoeken, bij een klein tafeltje, de krant te lezen, maar aan de eettafel had een aantal gasten, blijkbaar notabelen, plaats genomen. 't Gesprek werd tamelijk levendig gevoerd, over allerlei onderwerpen van den dag; de goede luidjes regeerden - elk op zijn eigen manier - binnen- en buitenland, terwijl ze kalmpjes op hun logementstoel een grogje slurpten of een glas bier dronken.
Dorps-politici vind ik nooit belangwekkend, als ze niet belachelijk zijn en dat waren de goede menschen, die ik bijwoonde, niet; ze waren te gematigd, kalm en vervelend. Mijn krant hield mij meer geboeid en ik zat aandachtig het laatste nieuws te lezen, totdat een luide, brutale stem mij eensklaps deed opzien. Er was een nieuwe gast aan tafel komen zitten (ik had niet gemerkt dat hij binnenkwam) die luid het woord voerde - zóó luid, dat zelfs iemand, die minder nieuwsgierig is dan ik, het luisteren onmogelijk zou hebben kunnen laten.
De spreker was een man van ruim veertig jaar, met een gelaat, waarop in vurige pukkels en vlammen het woord ‘Vergunning’ leesbaar was. langs den grooten rooden neus en op de blauwachtig blozende, opgezwollen koonen.
Lange, rosachtige haren hingen, als verwarde strengen verschoten sayet, om zijn hoofd en een door veel alcohol verkleurde knevel scheen met een peenkleurigen sik aan zijn gelaat iets artistieks te willen geven.
Een groote slappe flambaard en een zekere gewilde onachtzaamheid in kleeding en houding toonden aan, dat de man pogingen deed om een artist voor te stellen.
| |
| |
Toen ik zijn handen te zien kreeg, waarvan de lange, beenige vingers, waarschijnlijk uit verdriet over 't verval van hun heer, zwaar in den rouw waren en de roode, blauwe en zwarte verfspatten waarmee ze bestarnd waren, opmerkte, bleef mij geen twijfel over of de man verbeeldde een schilder.
Met een sterk naar grog en tabak klinkende stem redeneerde hij tegen de overige gasten, die hem, voor 't meerendeel, met een soort van schaapachtige verwondering en echt dorps-wantrouwen aanstaarden.
- Och ja' meneeren! wij artisten kunnen ons moeilijk in de huis-bakken gewoonten van banale menschen schikken, wij doen anders dan anderen en dat is zeer natuurlijk, wij zijn anders georganiseerd: b.v. u heeft mij hier op de gewone boerenkar zien aankomen, niet waar? Ik had den trein kunnen nemen, is 't niet zoo? - Zeker! maar ik had daar nu eenvoudig geen lust in. – Bah! 't spoor, 'n huisbakken ding! - Rrrrrt! je vertrekt - rrrrrt! je bent waar je wezen wilt. Geen émotie hoegenaamd meneeren! - geen tijd om een impressie, een mooi moment op te doen en dat juist hebben wij artisten noodig. Geen oogenblik gelegenheid om tegen zoo'n locomotief te zeggen: stop eens even! daar zie ik een lichteffekt dat ik pakken wil - zoo'n ding sjokt maar door. Neen! als artist prefereer ik den krommen dissel, - zelfs een equipage is me niet zoo lief, die gaat me nog te nog te gauw en te glad. Toen ik, eenige jaren geleden, te Berlijn de fresco's in 't museum schilderde, kwam de kroonprins herhaalderlijk kijken hoe ik vorderde en zei telkens: Mijn beste Gustav Schultze - ik ben nog van Duitsche afkomst moet je weten - waarom loop jij toch altijd? Dát kan ik niet zien, van af heden stel ik dagelijks een brougham of een coupé tot je dispositie.
Geen kwestie er van, dat ik zijn aanbood accepteerde. - Hoogheid, zei ik, merci! ik loop liever.
- Guus! ben je gek? antwoordde de kroonprins, hum! 'n aardige gewoonte van die groote lui, om je zoo maar ineens bij je voornaam te noemen, hé? - maar ze doen 't door den bank allemaal. - Guus! zei hij dan: geneer je niet ouwe jongen, ik heb ze toch maar voor 't kommandeeren.
- Neen, waarachtig niet, Hoogheid, dankje, zei ik, wanneer ik wandel, heb ik ieder oogenblik 'n impressie, in iedere straat 'n effekt dat ik inzuig, en als ik rij is alles ffft! - fff! - rrrt! marsch! - weg! - en wordt de inspiratie nihil!
- Enfin! Guus ouwe vrind, doe zoo als je wilt; voor een artist buigen wij gekroonde hoofden ons met plezier. Zoo waar als ik hier voor je zit, dát zei de kroonprins. Natuurlijk antwoordde ik: - accoord! maar ging bedaard mijn wereldschen driehoek.
Later heb ik een dergelijk geval te Parijs gehad, toen ik de dochter van Gambetta schilderde; dat deed ik voor mijn plezier, omdat ze zoo'n aardige artistieke kop had. - Mais prenez donc ma voiture, monsieur de Schulze, zei Gambetta, die me een beleefdheid wou bewijzen, omdat ik gratis 't portret van z'n dochter maakte.
- Dankje Gambetta! zei ik - en ging doodleuk mijn gang.
God! wat 'n mooie meid was dat - mooi, meneeren - een engel
| |
| |
om te stelen! Ik was toen nog wat jonger en - en hier streek de artist zelf behagelijk over zijn rossen sik - ik zag er cadé uit, alle vrouwen keken naar me - en als ik gewild had, zie je - dan... maar ik wou die engel niet ongelukkig maken. Ze was zoo onschuldig en op mijn woord ik beschouwde haar enkel als kunstenaar. Ze heeft er anders verduiveld veel van geweten, toen ik weer weg moest.
Ik zou u haar portret kunnen laten zien, maar ik heb 't toevallig niet bij mij, ik laat er te Brussel olèographiën van maken - prachtige chromo's - fijn! want ik ben van plan om, in 't vervolg, aan ieder heer, die zich door mij laat portretteeren, als aandenken, een afdruk van Mademoiselle Gambetta te geven.
Tot dusver had het auditorium met taai geduld en verwondering den opsnijdenden Schulze aangehoord. Nu viel hem een gezellige, dikke, zoowat heerachtig uitziende provinciaal in de rede met een: - Nou, dan hedde zekers ook veul geld verdiend! Oogenblikkelijk richtte nu de artist het woord tot den goedigen dikkert en riep luid: - Geld? Ja! als ik ieder ezelsveulen, dat er lust in had, wou portretteeren - omdat hij geld geeft - Bah! neen, dankje, ik ben geen geldwolf. Goddank! te veel artist daarvoor, meneer. Ik schilder alleen gezichten die mij bevallen, - wanneer ik een kop zie, die iets nobels, iets, enfin! dat zeker iets heeft, wat mij aantrekt, dan schilder ik die alleen voor mijn plezier en voor de uitschotten aan verf, kwasten, paneel enz. Overigens laat ik aan 't kunstgevoel van de lui over of ze mij verder fatsoenlijk willen honoreeren. Mijn gewone prijs voor een portret is tweehonderd gulden, maar wanneer ik een kunstliefhebber ontmoet, iemand, die een goed stuk werk waardeeren kan, is 't mij volkomen onverschillig wat ze mij geven. 'k Heb voor de kunst alles over - meneer de burgemeester. - U is immers de burgemeester? Niet? O! pardon ik dacht het - u heeft er al 't air van. Wanneer iemand met een kop zooals de uwe bijvoorbeeld - voor mij zitten wil - laten we zeggen morgen - en mij gelegenheid geeft om aan de de menschen, hier, eens waarachtige kunst te laten zien, dan zou ik... houd u je hoofd eens een oogenbllk stil - zóó! - permitteer me dat ik uw haar een weinig naar achteren doe. - Dáár, ziet nu even, meneeren!
Schulze wees met een bevallige handbeweging op zijn slachtoffer - is dat geen romeinsche kop? - Julius Caesar of Calligula, al naarmate u vriendelijker of ernstiger kijkt. God, wat 'n typische kop - waarachtig! ik moet u schilderen, morgen aan den dag. Komt het u gelegen om 9 uur; 't is toch Zondag, u heeft dus zeker niets te verzuimen?
Ik zat achter mijn krant te lachen over het benauwde gezicht van den bollebuizigen man, die heusch niet wist, hoe hij zich uit de handen van den artist redden zou; ik zag reeds een: - Nu, in Godsnaam dan maar! op zijn lippen en besloot daarom den ongelukkige ter hulp te komen.
- Permitteer mij meneeren? vroeg ik, de tafel naderende: - ik hoor u zóó gezellig praten over kunst, dat ik grooten lust gevoel om deel te nemen aan 't gesprek - ik ben wel geen schilder, maar interesseer mij toch zeer voor....
| |
| |
- De kunst, viel Schulze, met een verheven lachje op zijn gloeiend gelaat, mij in de rede.
- Neem plaats meneer! hij schoof haastig op zij en door die beweging duikelde zijn ledig grog-glas van tafel.
- Gelukkig! 't glas is nog heel! riep de artist, maar....
Ik begreep hem en bestelde dadelijk een ander glas dampende jenevergrog.
- Ik drink nooit anders omdat met rum en cognac zoo verbazend wordt geknoeid. Jenever is de zuiverste drank, zei Schulze drinkend en toen hij zijn natten knevel herhaaldelijk mei zijn tong, die hij als een puntig lepeltje uit zijn mond vooruitstak, had schoongelikt vroeg hij: Dus meneer is geen artist, alleen maar liefhebber, kunstvriend?
- Juist!
- Er wordt tegenwoordig heel wat geknoeid in de kunst, riep Schulze - geüsurpeerde reputatiën verdienen geld als water, meneer. Kruiwagens. familierelatiën bezorgen naam en roem.... maar waarachtige kunst wordt over 't hoofd gezien.
- Ik moet erkennen, dat er wel iets waars is in uw bewering, maar de vraag is: wat u als waarachtige kunst besohouwt?
- In allen gevalle niet dat gepeuter en gelik van de ouwerwetsche schilders of dat geknoei van de zoogenaamde conscientieuse lui - breedheid - kleur - toon - karakter, impressie, meneer! dáár zit 'm de kunst in.
- Ah zoo! dus u is impressionist?
- Volkomen! ik ben 't met geheel mijn ziel; wat geef ik om lijnen of kleur meneer! Stemming, indruk. Zie je? Dât - hm! - - Dat is 't 'm.
Schulze kneep zijn linkeroog dicht en maakte met zijn gekromden rechterduim, over de gesloten vingers gelegd, een langzame voorwaartsche beweging, terwiji hij den linkerarm ongeveer ter hoogte van den elleboog onder den rechter legde... - dát hum! - dát zeker iets is 't, dat je voelen moet om te begrijpen wàt 't is. - Dát is kunst, verstaat u?
- Misschien! - maar permitteer me? Naar ik merk is u portretschilder, hoe kan ik dat rijmen met uw beweren dat lijnen u onverschillig zijn. Waar blijft u dan met de gelijkenis?
- Aha! zou u dan meenen, dat die in de teekening zit. Neen meneer, dat is 'n dwaling! - ik lever u geen slaafsche copie van mijn model - als u b.v. hier deze meneer - die morgen voor mij poseeren zal, eens goed aanziet, dan....
- Maar da's nog niet zoo bepaald zéker, merkte de dikkert verschrikt aan.
- Om 9 uur zooals afgesproken, ging de artist voort, terwijl hij een suggereerenden blik op zijn slachtoffer wierp. Als u meneer's gezicht goed bekijkt, dan ziet u, dat 't volkomen onregelmatig is - de lijnen deugen niet - zou ik dát nu weêrgeven? Neen meneer! ik kijk dezen braven heer lang, met studie aan en zuig zijn heele physionomie in, om later....
- Zij-de ge mooi zot? riep de brave heer en stond op om heen te gaan.
| |
| |
- Figuurlijk gesproken, meneer! zei bedarend de schilder en drukte met de eene hand zijn slachtoffer weer op zijn stoel, terwijl hij met de andere de gebaren maakt, van iemand die schildert.
- Wanneer ik zoo'n gezicht opgezogen heb als een spons, smijt ik later - Bom! - klets! klats! klits! klots! de impressie die ik gekregen heb op 't doek en voor de menschen, die oogen hebben voor kunst, is de gelijkenis altijd frappant!
- Ei, ei! maar meer gewone menschen, zullen misschien die gelijkenis minder gauw opmerken, wanneer bijvoorbeeld, neus, mond of ooren niet precies goed op hun plaats zitten of slecht van lijnen zijn.
- Voor zulke menschen schilder ik ook niet - aannemen! geef me nog zoo'n grogje! - riep, met echte kunstenaarsnonchalance, de geniale man en na een sigaar, die ik hem bij 't grogje aanbood, te hebben opgestoken ging hij voort: - Alles wat 'n beetje is, vat de kunst tegenwoordig zóó op; daar heb je nu b.v. Israëls, 'n gezocht man - is sedert eenigen tijd impressionist; 'k heb onlangs werk van hem gezien, dat waarachtig nog al aardig begint te worden. Wat schilderde hij vroeger? - Eeuwig en altijd visschers, nare en sombere sterfbedden, vuile binnenhuizen met huilende mannen en vrouwen, en...
- Ho! Ho! meneer! Israëls is onze grootste artist, een man die gevoel bezit, die poëzie heeft in zijn werk.
- Wat geef ik om gevoel, om poëzie, meneer! Ik moet meer hebben, - ik voelde bij Israëls nooit dat, hum! - dat enfin, dat iets, wat wij artisten alleen begrijpen - hum! in den laatsten tijd, nu zijn schilderijen, zooals de groote hoop 't noemt minder af zijn - is hij sterk in mijn achting gerezen - maar ik maak een pari met u, om het nieuwe grogje dat ik nu bestellen zal - Aannemen Jan! - dat Israëls niet capabel is om een portret te schilderen zoo als ik dat doe, volgens geheel nieuw origineel systeem. In één uur, kant en klaar, gelijkenis gegarandeerd, goed of geen geld!
- U is geen optimist, niet gauw tevreden, meneer Schulze!
- O, neen! 'n waarachtig artist is dat nooit; ik erger me wanneer ik zulke krummelaars zie, die op expositiën, godbeter 't nog de eerste viool spelen. Neem nu eens zulke menschen als Mauve, van de Sande Bakhuijzen, Roelofs, Apol en andere sukkels, die maanden over één schilderij zitten te piekeren en te wurmen, omdat ze zoogenaamd conscientieus schilderen, laat hen eens, zooals ik, zeven, acht portretten op één dag leveren en kijk eens wat daar van terecht komt - en zulke lui maken een hoop geld voor die enkele stukken! 't is voor een echt artist om uit zijn vel te springen.
Ik had waarlijk schik in den ophakkenden Schulze, die door de groghitte tot steeds luider wordende betoogen werd vervoerd en eindelijk met de vlakke hand op tafel slaande, zoodat het zestal, hem aangapende gasten verschrikt opsprong, luidkeels verzekerde: dat menschen als Rochussen, Greive, Allebé, Altman, Mesdag enz. wel 'n beetje teekenen konden, maar dat teekenen eigenlijk niets beteekende. - Kleur, impressie, is alles meneeren! Ik erken het, ik heb nooit veel werk van 't teekenen gemaakt, maar dat deed ik met opzet - ik had van jongs af aan een gevoel in mij, dat langzamerhand, onder de jonge artisten
| |
| |
't teekenen bijzaak worden zou en vraag u in gemoede: had ik niet goed gevoeld? Ga naar Arti, zie de expositiën en kijk eens rond of de lui van de nieuwere school er tegenwoordig wel op letten of een arm of een been goed aan 't lijf zit, of 't corpus goed in mekaar is gezet. Allemaal gekheid, onzin, tijdverlies, puur verlies, meneeren! om daar nog moeite voor te doen. Op zulke kleinigheden let men, goddank! niet meer. De totale indruk - dien moeten we heden ten dage hebben. Détails? Bah! die laten we over voor prentjesmakers en liefhebbers van peuteren. Wat komt 't er b.v. op aan of je iemand één been geeft, of zes vingers aan z'n hand teekent; iedereen weet wel dat de artist in 't vuur van zijn inspiratie een beetje te ver is gegaan, maar zóó stom is geen sterveling, die artistiek gevoel heeft, om op zoo'n mankeerend been aanmerking te maken. Als de hand of 't been 't maar doet, zooals wij zeggen dan is 't immers voldoende. Wanneer u lust heeft, meneer! zal ik u morgen eens een stuk laten zien, dat ik voornemens ben te exposeeren, zoodra ik de laagheid kan hebben om, zooals vele anderen, te kruipen voor de aannemings-commissie, maar dat zal lang duren! Ze moeten bij mij komen, vat u? En dat duurt nog langer, vrees ik, want die lui van de jury zijn zoo gloeiend pedant.
- Dus u heeft die schilderij nog nooit tentoongesteld?
- Neen! ik laat 't alleen bekijken door goede vrienden en klanten! U als kunstvriend echter wil ik 't graag laten zien; ik heb 't in anderhalf uur geschilderd; 110 bij 80 centimeters waarde heer! geen kleinigheid! maar ik was ook fameus geïnspireerd, dien dag. Ik schilderde als de bliksem, met mijn vingers, met mijn jaspand, met mijn pet, ja zelfs met mijn elleboog om zoo'n hum! zoo'n zekere lekkerheid, zoo'n molligheid in den toon te krijgen.
- Ei, Ei, en wat stelt het voor?
- Geen bepaald sujet, volstrekt niet, 't is eenvoudig een stemming, zuivere impressie, een uiting van kunst, enfin! iedereen, die geen uilskuiken is, voelt dadelijk iets bij dat schilderij. Iedereen ziet er in, voelt er in wat hij wil, begrijpt u? Daarom pakt het zoo, bij de fijne kenners. Onlangs liet ik het bij toeval aan Jaap Maris zien en die durfde me dood gewoon zeggen dat hij 't een croute vond, notabene, die man wil zelf impressionist zijn, maar hij moest zich schamen. Enfin! er zijn nog gekken genoeg, die zijn werk mooi vinden - ik gun hun de pret - als de kerel niet zoo'n hooge borst zette, zou ik hem wel eens op de hoogte willen helpen, want er zit wel wat in, dàt moet ik eerlijk bekennen, maar als hij impressionist met eere wil wezen, dan moet hij zijn teekenen nog veel minder soigneeren en niet meer zoo met zijn licht coketteeren. Enfin! u weet wel wat ik bedoel.
Ik haastte mij den meer en meer warm wordenden schilder te verzekeren, dat ik hem volkomen begreep, maar dat ik het toch op enkele punten niet geheel met hem eens kon zijn.
't Sloeg elf uur, 't klokje van gehoorzaamheid in 't kleine plaatsje.
Als door gemeenschappelijke ingeving gedreven stonden de niet-logés, die aan de ronde tafel zaten, op, en na hun verbaasde runderachtige gelaatstrekken, die nog den indruk van Schulze's heftige betoogen toonden, een meer menschelijke uitdrukking te hebben gegeven, zeiden
| |
| |
zij, den een na den ander, op zonderling hollen toon: - Genacht heeren! en wilden de gelagkamer verlaten.
Met één sprong was de schilder hen vooruitgesneld, en met een koenen greep, in dea zak van zijn overjas, die naast de deur aan den kapstok hing, haalde hij een pakje papieren te voorschijn en bood, met een hoffelijke buiging, aan ieder van de vertrekkende heeren een stuk papier aan, dat in de verte veel op een tooneel-affiche geleek.
Vol verbazing staarden de goedige, argelooze provincialend en artist aan, en verwijderden zich, na met een dankbaar knikje het hun toegereikte te hebben aangenomen. Schulze keek de vertrekkende gasten een oogenblik hoofdschuddend na en stak het bundeltje papieren, waarvan hij eén exemplaar afnam en zorgvuldig samen vouwde, weer in den zak van zijn jas.
Toen naderde hij mij en vroeg zeer beleefd:
- Mag ik de eer hebben u ook een Prijscourant aan te bieden?
- O, gaarne! = ik snakte er reeds naar en met een glimlach, ik kon het waarachtig niet helpen, las ik op die Prijscourant:
AUGUSTUS SCHULZE.
Impiessionistisch-snel-portret-schilder,
beveelt zich bij het gedistingeerde publiek beleefdelijk aan, tot het leveren van portretten volgens onderstaand tarief: - Goed of geen geld!
Een |
heer |
ƒ5.00 |
gewone |
grootte. |
Een |
dame |
ƒ5.75 |
gewone |
grootte. |
Een |
dito met goud bewerkt |
ƒ6.50 |
gewone |
grootte. |
Een |
kind |
ƒ3.95 |
gewone |
grootte. |
Een |
kind met speelgoed |
ƒ4.25 |
gewone |
grootte. |
Een |
dito met vogel |
ƒ4.50 |
gewone |
grootte. |
Een |
hond |
ƒ2.50 |
gewone |
grootte. |
Een |
dito op kussen |
ƒ2.75 |
gewone |
grootte. |
Militairen half geld.
Groepen, naar grootte en aantal personen.
N.B. extra formaten volgens onderlinge overeenkomst.
- Dat 's praktisch, vindt u niet? vroeg de kunstenaar, op deze wijze heb je nooit kwestie met de lui, ze weten precies wat ze kwijt zijn, en 't is dol goedkoop, dat zult u moeten bekennen.
- Ja! duur is 't niet - ik begrijp zelf niet hoe U?...
- Hoe ik 't er voor doen kan? ja! dat is juist 't mooie van mijn kunst meneer! Eerstens ben ik geweldig vlug, en tweedens verdeel ik met beleid en oordeel den arbeid. Doe me plezier en kom morgen eens even bij mij kijken op no. 14 - dat 's mijn kamer, dan zal ik u - ik heb met zoo veel genoegen kennis met u gemaakt - eens op de hoogte brengen van 't geen men tegenwoordig doen kan in de kunst
| |
| |
- Ja! 't is moeilijk om met de Photographie te concureeren, maar ik doe 't - dat ziet u! De lui hebben toch liever gekleurde impressiën, dan zoo'n dooie Photographie, vat u? - Bonsoir, Meneer wel te rusten.
***
Den volgenden dag had ik het genoegen op no. 14 - 't was een kamertje van de zolder afgesloten - Augustus Schulze's kunstvoortbrengselen te zien en zijn verdeeling van den arbeid te bewonderen.
Hij opende een kist, waarvan het binnenste in verschillende vakken verdeeld was en zei deftig, als gaf hij mij les: - Let nu eens goed op hier heb ik zestig stuks portretten, kant en klaar op het gezicht na - allemaal courant goed, dominees, notarissen, patroons, particulieren boeren, heeren in uniform enz. - alle in drie grootten, no. 1 - 2 & 3 -. Hier heeft u dames, jongejuffrouwen, boerinnen, kinderen enz. ook in drie nommers.
- Ah zoo! curieus!
- Neen! praktisch. Ziet u, no. 1 is gewoon, no. 2 is middeldik en no. 3 is zeer dik. Hij nam een dominee, van de drie nommers zooals hij 't uitdrukte, uit de kist en zette die op den grond, schuins tegen een muur. Het waren de afschuwelijk, grof met verf op oliepapier, gekladde afbeeldingen (borsttuk) van een heer in 't zwart en witte das. Zij stelden dominees, burgemeesters en notarissen voor, al naar de meester noodig oordeelde. Alle drie nos. hadden denzelfden vorm, alleen verschilden zij in dikte van hoofd en omvang van lichaam. Aan den kop waren haar en ooren reeds aanwezig; alleen de plek waar 't gezicht moest komen, was wit gebleven.
- Kijk! riep de artist - in zoo'n ding past ieder gezicht. In één uur tijd - klits! klats! klets! smeer ik er dat in en.... altijd impressionistisch juist!
- Maar permiteer mij, ze hebben allen donker blond haar, hoe doet u met lui die...
- Die grijs haar hebben b.v.? - viel hij haastig in - Doodeenvoudig zóó: een beetie wit er over; - wit dekt, dat weet u toch wel Moet hij wat blonder zijn dan wat chroomaat geel er op; - dekt ook, begrepen?
Ik maak als ik 't niet druk heb thuis die dingen in voorraad, ik kan natuurlijk niet vooruit weten welk haar de lui hebben zullen en als ik een dozijn of wat klaar heb ga ik op reis - den boer op - 't Is tegenwoordig van de massa dat je 't hebben moet en daarom verdeel ik 't werk dan ook zoo oordeelkundig. 't Is gemakkelijk voor mij, op die manier. Krijg ik b.v. een militair, die poseert! goed, ik neem zoo'n kerel met 'n uniform aan en wijzig die naar de omstandigheden, voor artillerie, infanterie of schutterij. Een mooi boerin - u ziet ik heb meestal alleen de muts er op, geen oorijzer - zet ik natuurlijk een Hollandsche of Friesche kap op, al naar 't noodig is, daar reken ik dan 75 ct. meer voor, omdat ik die met goudblad bewerk, die specie is nogal duur, dat is dunkt mij billijk! Groepen maak ik allereenvoudigst en gauw, zie hier! Hij toonde mij een carton, in vier gelijke vakken verdeeld, door een verticale en horizontale lijn.
| |
| |
In ieder vak was een wit ovaal voor den kop, omgeven door blauwe wolken. Dat 's er een van de acht gulden, tachtig cents, twee gulden voor elken kop en tachtig cents voor de wolken, spotgoedkoop, hè? Zoo'n ding is in vijf kwartier kant en klaar gespeeld. Ja, meneer!... Schulze zou mij zeker nog verder hebben ingewijd in de geheimen van zijn kunst, wanneer de juffrouw niet juist op dat oogenblik van beneden had geroepen: - Menierke, doar is 'ne kop'roal dè wil pottrettéerd worden.
- Is hij dik? riep de artist.
- Oh, neen! ie is mager! schreeuwde de juffrouw terug.
- Is 't 'n infanterist?
- Ook niet, menierke!
- 'n Cavallerist?
- Neen, neen!
- Artillerie?
- Niks, niet; 't is een marechaussé!
- Zie je, 't is altijd goed zooiets vooraf te weten. Maréchaussé's hebben witte koorden, riep Schulze en met een: - U zult me zeker excuseeren, nam de géniale man uit zijn kist een uniform - no. 1 - greep met haast zijn schilderkist en holde de trappen af.
Een uur later vertrok ik... Schulze heb ik nooit meer ontmoet.
|
|