| |
| |
| |
‘Wijnkenners.’
- Schenk je nog eens in, Amice, of smaakt de St. Emillon je niet van avond?
- Drink je niet meê?
- Neen! de dokter heeft me, omdat ik last van mijn maag had, een tijd lang alle wijn en spiritualiën verboden, maar....
- Jij bent een kolossale, driedubbele ezel, als jij je aan zoo'n dokterspraatje stoort, zei mijn vriend Meijer, terwijl hij met zijn goedige ronde oogen, over zijn gouden pince-nez heên, me aankeek.
Met zijn welverzorgde rechterhand streek hij een paar malen over zijn spiegelenden schedel, nam zijn gladgeschoren kin tusschen linkerduim en siste, met vooruitgestoken lippen, tusschen de tanden door:
- Jouw dokter is de allerstomste stommeling, die op onzen lieven Heer's aardbodem rondkruipt. 't Is om je ziek te lachen, als 't niet zoo allemachtig treurig was. - Hoe heet die eeuwig groote domoor? - Waar woont ie? - Dan zal ik even bij hem aanloopen en hem zijn hooggeleerden nek omdraaien.
- Beste Meijer! wat draaf je weer door, 't is een beetje al te gek!
- Ja, lach jij maar, later is Holland in last, als je maag geen enkele fatsoenlijke neiging meer heeft. Zulke lui moesten zich schamen dokter voor hun naam te schrijven, zulke adviezen behoorden van regeeringswege te worden bestraft. Iemand een goed glas wijn te verbieden! - 't Is krankzinnig! - Zie je, meneer, ik bedoel een goed glas wijn en met welgevallen rook Meijer aan zijn glas St. Emilion, dat hij daarna tegen 't licht hield en aandachtig beschouwde.
- Een goed, zuiver glas Medoc - zooals dit - och, zet de lamp eens een klein beetje achteruit - zie je dat is een panacè voor alle kwalen - dat vonkelt als robijn, dat is limpide en schoon, overschoon; c'est le lait pour la vieillesse. Maar daar is ook niet mee geknoeid. - Zoo'n dokter! wist hij dat je je wijn van mij had?
- Natuurlijk!
- Dan is ie nog stommer. - Maar badinage á part, ze moesten alle wijnverknoeiers ophangen den een na den ander; als een rits uien aan mekaâr. Och, maar hier te lande doen ze zoo iets niet. 't Is een veel te lauwe, duffe, saaie, beroerde Jan Salie-boel hier, - tot een ferme daad gaan ze nooit over!
| |
| |
- Maar Meijer, je overdrijft weer gruwelijk.
- Waarachtig, ze moesten eens opreddering houden. In Duitschland wordt niets zóó zwaar gestraft als wijnvervalschen - daarin zijn de moffen ons toch maar vooruit hè? Wablief, wat zeg je?
De goede man sprak steeds haastiger en zijn gelaat kleurde zich rood als vuur. Zijn neusvleugels werden wijd als die van een brieschend paard en zijn grijsblauwe oogen schoten vonken van verontwaardiging. Met zijn korte armpjes gesticuleerde hij heftig, terwijl hij vervolgde: - Alle wijnversnijers moesten levend gevierendeeld worden. Zóó zou je dat gifmengersgebroed kunnen uitroeien. Ik ben ruim veertig jaar wijnverkooper, maar ik heb nog nooit een druppel versneden wijn verkocht, ik verdronk me liever in 't diepst van 't Y, dan dat ik het deed, want je stelt je gelijk met een sluipmoordenaar, als je de menschen zulk bocht in de maag duwt - en hij sloeg met zijn kleine vuist op tafel, dat de halfgevulde glazen opsprongen.
Toen stond hij op, trok heftig zijn wit vest over zijn rond buikje naar beneden, rekte zijn dikke, korte beentjes en armpjes een paar malen uit, liep een keer of wat de kamer op en neer, ging weer zitten en zei toen doodkalm: - Zoo'n dokter zou me uit m'n humeur maken! Met een eigenaardige, korte beweging schudde hij zijn pince-nez af en vroeg: - Geef me nu een sigaartje en schenk me nog eens in, maar van mijn eigen wijntje.
- Wil je die Cantenac van Burgers niet eens proeven, voor de aardigheid.
- Beste jongen, ik weet wat ik lever, dat drink ik gerust, maar aan 't goed van een ander ga ik me niet gauw te waag, vooral niet als ik de firma niet ken; hoe kom je aan dien Cantenac?
- De jonge Burgers die hier aan huis komt is agent voor Boutique en Co. te Bordeaux, daar is hij een jaar of vijf op kantoor geweest. Zijn vader is een oude kennis van me en je begrijpt, zoo'n jongmensch wil graag wat verkoopen, daarom heb ik eens een ankertje van hem genomen - maar vriend jij blijft toch mijn hofleverancier - maak je niet ongerust hoor!
't Goedige, roodwangige gelaat van Meijer helderde op en met een schuinschen blik op zijn flesch St. Emilion, vroeg hij: - Nu, geef me dan eens een half glaasje van dien Cantenac.
- Ziedaar! en zeg nu eens eerlijk je opinie, is die wijn slecht voor z'n prijs? Ik betaal achtendertig gulden.
Meijer had een slokje in den mond genomen en zoog, met gespitste lippen, de lucht naar binnen om het aroma van den wijn beter te kunnen proeven, maar toen hij den prijs hoorde, verslikte hij zich, zoodat de tranen hem over de bolle wangen liepen.
- Achtendertig Uche! Uche! Gul – Uche! - den - neen, maar dat is onmogelijk!
- Vindt je hem dan te duur?
- Waarachtig niet, ik vind hem integendeel afschuwelijk, gemeen, beestachtig goedkoop, zei Meijer, met een gezicht waarop het tegendeel te lezen stond door een scheefgetrokken neus en mond, opgehaalde wenkbrauwen en één dichtgenepen oog,
| |
| |
- 't Is een ossenkoopje, lachte hij, en dadelijk hoog ernstig kijkend voegde hij er bij: - Ik geef niet graag mijn oordeel over de leverantiën van een concurrent, je wordt zoo gauw beschuldigd van ‘jalousie de métier’ en daar ben ik Goddank vrij van, ik gun iedereen zijn broodje - hij proefde even uit 't glas Cantenac, rook er nog eens aan, zette 't neer met een vies gezicht en zei toen heel vriendelijk: - Uitstekend! maar mag ik liever nog een glaasje St. Emilion, hm! - die Cantenac is heel goed - voor, hm, - voor de liefhebbers - en ik zeg er geen kwaad van, hoor!
Lachend zag ik mijn ouden vriend aan, toen hij met alle teekenen van afschuw het glaasje Cantenac van zich afschoof om daarna het andere liefkozend te beschouwen en met langzame, slurpende teugjes uit te drinken.
Ik kende immers al de eigenaardigheden van den ouden heer, die reeds een vriend van mijn vader was geweest en mijn huisvriend bleef.
Ik wist dat hij een goedige bulderbast was, die geen kip kwaad zou doen, maar die zich voortdurend om een kleinigheid opwond. Dan zag hij er uit alsof hij iedereen wou aanvliegen, en een oogenblik later lachte hij zelf om zijn dwaasheid, zoo hartelijk, dat de tranen hem over de wangen liepen. Meijer was een wonderlijk mengsel van ruwheid en goedhartigheid; met iedereen was hij goede vrienden en met iedereen maakte hij telkens, naar 't scheen, hooggaande ruzie.
Toch mocht een elk hem lijden. Steeds in goed humeur, maar eensklaps heftig opstuivend, had hij veel van een Japansch vuurwerkstokje dat een vurig, schijnbaar glad en rustig kogeltje toont, maar op 't onverwachtst naar alle kanten gloeiende sterren uitschiet, die, waar ze neêrkomen, geen brand stichten. Er was slechts één ding, dat hem voor een oogenblik, zooals hij 't zelf noemde: uit zijn équiliber bracht en dat was het zien van een flesch wijn, die door een ander aan een van zijn klanten geleverd was.
- Zie je, meneer, dat vind ik almachtig belabberd, naar, ellendig, want ik lever goeie waar, de beste, de allerbeste waar, voor schandalig weinig, beestig weinig geld. Zie je, meneer, voor 'n prijs die 'n ander zelfs niet in de verste verte in zijn aardsdommen kop zou kunnen halen!
't Verwonderde mij dus niet, dat ik plotseling vriend Meijer's gelaat zag betrekken, toen de meid, die aan de deur had getikt, haar hoofd binnenstak en vroeg: - of er ook belet was voor meneer Burgers?
- Wel neen! laat meneer binnen! Zeg Meijer, nu kun je meteen kennis maken met je concurrent.
- 'k Zal hem afwachten, pruttelde hij en binnensmonds voegde hij er achter: 'k zeg geen boe of ba tegen dien onderkruiper! - Maar toen Burgers, een lang, schraal, zeer modieus gekleed jongmensch, aan hem werd voorgesteld, zei hij toch, minzaam lachend:
- Aangenaam kennis te maken!
Burgers boog op zijn gewone, hoffelijke manier en vond de ontmoeting natuurlijk even aangenaam. Het gesprek liep een poosje over allerlei banaliteiten, totdat het oogenblik kwam, waarop ik vroeg: - een glas St. Emilion, of 'n glas Cantenac, Burgers?
| |
| |
- Dan liever Cantenac, dien ken ik. En terwijl hij proefde, zoo langs zijn neus weg:
- Hum! die wijn wordt hoe langer hoe beter, nu hij wat meer flesch heeft - hum! Hij is nog voller geworden. Ja, apropos! Ik kwam eigenlijk eens hooren hoe of 't met uw voorraad staat. Overdag heb ik weinig tijd om hier mijn clientéle te bezoeken, ik ben veel op reis voor de zaken. O! 'k heb 't verbazend druk buiten, daarom ben ik zoo vrij om van avond maar eens aan te wippen, ik weet, dat ik u gewoonlijk op dit uur t'huis tref....
Meijer zat als op heete kolen, hij schoof op zijn stoel heen en weêr en ik verwachtte elk oogenblik hem te zien opvliegen om zijn gehaten concurrent te verdrijven. Gelukkig hield hij zich bedaard en zocht zijn troost bij een nieuwe sigaar, die hij nijdig afbeet en opstak, maar eensklaps kon hij het niet meer uithouden en wel op het oogenblik toen Burgers, innemend, vriendelijk lachend, hem een prijscourant van Boutique en Co. aanbood met de woorden: - Mag ik zoo vrij zijn u mijn prijscourant aan te bieden? Als u eens een waarlijk goed glas wijn noodig heeft, houd ik mij aanbevolen. Wij leveren alleen onversneden wijn, geheel zuivere Bordeaux.
Met een woedend gezicht en een heftigen ruk aan zijn wit vest, riep Meijer:- Waarachtig? Nu, ik ook meneer, 'k heb nog nooit één droppel - met een boozen blik op de Cantenac - versneden goed in huis gehad; 'k ben zelf wijnkooper, meneer....
- En sedert jaren mijn hofleverancier, 'k vergat je strakjes te zeggen, dat Meijer een collega van je is.
- Een collega! riep de ander zóó schamper, dat ik een groote uitbarsting vreesde, maar gelukkig werd die voorkomen, door de meid.
- Meneer! Meneer! riep zij eensklaps, nog buiten, - meneer gauw! daar is brand aan de overzij. Een groote uitslaande brand! En met verschrikt gelaat opende zij de deur, die wij dadelijk uitstormden.
Terwijl de twee wijnkoopers op de stoep naar den brand stonden te kijken, ging ik even terug om mijn hoed te halen en toen ik op de tafel die twee wijnflesschen, St. Emilion met een wit en Cantenac met een rood met goud etiket zag, kwam plotseling de duivelachtige gedachte in mij op: als ik dien wijn in de flesschen eens verruilde! dat zou een goede wijnproef zijn, ik kon dan meteen weten hoe ver de wijnkennis van mijn beide leveranciers reikt. Zoo gezegd, zoo gedaan, ik haalde een ledige flesch, schonk den St. Emilion er in over, vulde toen de Emilionflesch met den Cantenac en schonk den Cantenac in de flesch met het wit St. Emilion-etiket. De verwisseling was nauwelijks geschied, toen Burgers weer binnentrad.
- 't Heeft niet veel te beduiden, de brandweer is er al bij, 't zal gauw gedaan zijn. Daar had ik haast mijn vingers gebrand aan uw vriend Meijer. Is die man zóó vast als hofleverancier aangenomen, dat ik voor goed den bons heb? Ik heb beloofd van avond nog bij Kras te komen, daar wacht me een firmant van mijn huis in Bordeaux en dien zou ik zoo graag een klein ordertje van u geven, al was 't maar een half ankertje - hebt u heusch niet noodig?
| |
| |
- Beste jongen, ik vind je activiteit prijzenswaardig, maar ik heb nog voorraad en heusch, ik drink zoo weinig wijn dat....
- Maar voor uw vrienden, den gaanden en komenden man? Ronduit gezegd, ze vinden den St. Emilion beter en die is nog een gulden of acht goedkooper.
- Dàt kan ik me niet begrijpen, meneer! Mag ik zoo vrij zijn? Meteen greep hij naar de flesch met het St. Emilion-etiket en schonk zich in. Hij proefde met aandacht, haalde langzaam, tusschen zijn gespitste lippen, met een slurpend geluid den wijn op, nam 't glas een poosje tusschen beide handen om het iets warmer te maken, proefde daarna nog eens weer, rook aan den rand van 't glas en zei, met een allergewichtigst gezicht: - Ik kan het heusch niet helpen, maar mij bevalt hij niet, er is iets in, een zeker iets, dat ik geen naam kan geven, maar dat.... Enfin, ik wil liever mijn oordeel niet zeggen, 't zou 't air hebben alsof ik mijn concurrent wou benadeelen en - dit met een beminnelijk lachje - iedereen moet leven, niet waar? Nogmaals proefde hij en schudde langzaam het hoofd.
- Proef je er dan iets bijzonders aan?
- Neen! hum! dat niet, maar....
- Nu geneer je niet, we zijn onder ons, wat mankeert er dan aan.
Met een omzichtigen bliken vooruit gestoken hoofd, alsof hij mij een groot geheim vertelde, zei Burgers: - 't Is geen zuivere Bordeaux, hij is versneden!
- O, zoo! is 't 'm dat.
- En niet eens goed versneden. Je kunt de Beni-Carlo te duidelijk er uit proeven.
Ik verbeet mijn lachen en vroeg heel onnoozel: - Zou je heusch denken?
- Op mijn woord van eer, ik proef het, hij stak het puntje van zijn tong tusschen zijn blonde kneveltjes door en tikte er eventjes met zijn voorvinger op. - Ziet u, dat proeft een kenner onmiddelijk! 't Geeft iets soors, iets wrangs in den nasmaak, vóór op de tong. Hij rook nogmaals met aandacht, terwijl hij 't glas onder zijn neus heen en weer bewoog: - Er is bepaald ook iets Algiers in - dat ruik ik - en met een hoogwijs gezicht begon hij, als doceerend:
- Tegenwoordig hebben ze succes met de mengels die ze maken, omdat een leek er in loopt doordien de smaak op 't eerst aangenaam is, iets minder zuur dan onze onversneden Bordeaux.
- Zoo! en wat voor mengsels zijn dat dan?
- Gewoonlijk nemen ze een percent of vijftien goede Bordeaux, een percent of tien of twaalf Algiers en de rest is Beni-Carlo met aqua-pompa - hij lachte om zijn eigen aardigheid en vroeg: - Begrijpt u? Zoo'n wijntje komt heel wat goedkooper. Ze kunnen er best mee uit voor dertig gulden. Onze Cantenac kost áchtendertig, maar die moet je ook eens proeven tegenover zoo'n mixtunr. Ik ben zoo vrij! - hij schonk zich een glas in uit de Cantenac-flesch, die nu feitelijk Meijer's wijn bevatte en dronk. Als in verrukking draaide hij zijn oogen omhoog, smakte met de lippen en zei: - Een onderscheid als dag en nacht, hum! dat is fluweel op je tong, die is niet met dien
| |
| |
anderen in een adem te noemen. Daar kun je een paar flesschen van drinken zonder katterig te worden, dat zul je van dien St. Emilion wel laten. Jammer, dat u zelf niet drinkt, anders zou u 't onmiddellijk proeven, iemand met 'n ontwikkelden smaak snapt 't dadelijk. Hij dronk met alle teekenen van voldoening het glaasje leeg, zette het neer en vroeg opstaande: - Zal ik u nog een half ankertje sturen? 't is voor een jongmensch zoo aardig, als hij zijn huis kan laten zien dat hij actief is.
- Nu, noteer dan maar een dozijn flesschen. Ik maak je mijn compliment, Burgers, over je kennis en je activiteit, je hebt er slag van om iemand wat te verkoopen.
Gevleid lachend, dankte hij voor 't ordertje en verliet na een oogeblik de kamer, juist toen vriend Meijer, die al weer in goeden luim was, binnenkwam.
- Ze spuiten er duchtig in, ja onze brandweer is toch maar eeuwig allemachtig goed. Zie je meneer, daar haalt geen enkele andere brandweer bij, riep hij en even knikkend tot Burgers, die hem goeden avond wenschend voorbijging: - Bonsoir meneer, wel t'huis. Brommig keek hij hem na en vroeg:
- Hij heeft zeker z'n commissie beet, hé? Ja, ja, ik ken jou, knorde hij, jij kunt zoo'n jongen niet heen laten gaan zonder een ordertje.
Enfin 't is heel aardig van je om jongelui te protégeeren, maar je wordt er zelf de dupe van, je moet ten slotte dat bocht maar drinken.
- Hoe weet je dat hij een bestelling heeft gekregen?
- Dat zag ik aan zijn triomfantelijken snuit. Hij keek me aan alsof ie zeggen wou: - zie je, ouwe heer, dat heb ik je voor je neus weggekaapt. Zoo iets kan me hinderen, niet omdat ik zoo'n jongmensch geen nering gun. Maar omdat ik je altijd goed en conscientieus bediend heb, ik lever je tot een meer dan schandaleusen minimum prijs en je laat je voor vèèl meer geld slechte waar in je maag stoppen. Zie je, ik wou 't daar straks niet zeggen, omdat ik 't ignobel vind tegenover een concurrent, maar nu die blanc-bec met 'n order is gaan strijken, zie ik er geen been in. Hoeveel heb je 'm besteld?
- Maar één dozijntje.
- Zoo! dat valt me nog mee, maar 't is nog veel te veel van zulk bocht. Laat ik je nu ééns en voor al van je koopkwaal genezen, amice! en luister eens goed. Hij greep de flesch met 't Cantenac-etiket en schonk een glas vol. - Kijk nu eens bedaard dat wijntje aan. Eerstens is ze niet heelemaal schoon.
- Hoe bedoel je?
- Zie je niet, dat ze niet heelemaal helder is? Hij greep de flesch St. Emilion, schonk nog een glas vol en hield de twee kelken naast elkander voor 't licht. Kijk nu de mijne eens, dat is robijn, dáár is vuur en gloed in, dat fonkelt en gloeit, die andere is mat.
Ik beet op mijn lippen om 't niet uit te proesten en: - Hoe komt dat dan?
Meijer lei zijn hand vaderlijk op mijn schouder en zei met zijn goedige stem:
| |
| |
- Driedubbel overgehaalde ezel, begrijp je dat niet? Dat komt - en hij wees met oen minachtend gebaar op zijn eigen wijn, zonder dat hij 't wist - dat komt omdat die Cantenac geen onversneden Bordeaux is. Toe, proef nu eens zelf.
- Neen dank je, ik mag niet....
- Kom, één teugje, 't is geen vergif. Doe 't om mij pleizier te doen, ik wil je van je dwaasheid genezen om bij Jan en alleman te koopen; proef nu eerst eens den Emilion - dat's velouté hè? Dat's fijn, licht en geurig - daar proef je de druif in, neen! lach nu niet zoo! Mooi, je verslikt je er aan. Zóó kun je niet proeven. 't Is niet om te lachen, 'n mensch is nooit te oud om te leeren; dáár, proef nu díen Cantenac, die is waarachtig niet cadeau voor achtendertig gulden. Schei nu toch uit met lachen, kerel! en proef eens ernstig. Proef je daar niets vreemds aan?
- Neen, heusch niet!
- Dan heb je een stuk leêr in je mond in plaats van 'n tong, dan moet je je tong maar laten amputeeren, want dan deugt dat ding voor niemendal, proef jij daar geen zure, viesachtige, wrange smaak in?
- Schei uit Meijer, ik lach me ziek.
- Neen, je drinkt je ziek als je dat bocht gebruikt, proef nu eens op de punt van je tong en kom dan met je vinger er even aan - proef je niets soors, niets wrangs?
- Ja, ik zou zeggen, dat, ha, ha, ha, ha!...
- Dat beroerde lachen van je is idioot, wees nu eens even stil, ik wil je wat leeren, amice, al verklap ik een van de vakgeheimen. In die Cantenac is hoogstens 15 pCt. zuivere Bordeaux - Hij nam 't glas op, berook en besnuffelde zijn eigen wijn even als Burgers 't den zijnen had gedaan en terwijl hij met zijn gekromde vingers voor mijn oogen een dreigende beweging maakte, zei hij: - 't Is een godgeklaagd, eeuwige schande, dat ze voor zoo'n mixtum compositum achtendertig gulden durven vragen. Achtentwintig was ruim betaald, ruik eens goed, al ben je geen wijnkooper, dan kun je toch die zoetige lucht wel waarnemen.
- Ja, 'k zou zeggen iets zoetigs is er aan.
- Iets! iets! 't is potdorie of je honig ruikt, dat is de Dalmatie of de Algiers.
- En de rest is Beni-Carlo met aqua-pompa viel ik in, zonder er eigenlijk bij te denken.
Meijers oogen werden groot, hij trad een pas terug en zei: - Accoord! maar hoe weet jij dat?
- 'k Heb wel eens gehoord, dat ze er mee versnijden.
- Juist en met die wetenschap koop jij toch nog wijn bij anderen? Kerel, je valt me tegen, ik dacht dat je verstandiger was.
- Och ja, je hebt gelijk, ik zal me in 't vervolg maar bij jouw wijn houden; in ieder geval heb ik ze bij jou toch een gulden of acht goedkooper.
- En beter, zuiverder, onversneden! vulde hij aan, - en hoeveel heb je noodig?
- Stuur me een anker.
| |
| |
- Best! dan zal ik er een proefje port à port bij doen, dien heb ik juist aangekregen, dat is iets fijns, iets zóo verbazend, allemachtig fijns, dat niemand je zoo iets leveren kan, al was hij een engel uit den Hemel!
***
Vriend Meijer vertrok, met een gelaat, glimmend van genoegen, want - hij had zaken gedaan en een concurrent uit den zadel gelicht en toen hij wegging, zei hij: - Adieu, amice, slaap wel, je dag is niet kwaad besteed, want je hebt alweer wat geleerd, al is 't niet in je vak. En neem nu nog één raad van me aan, van mij, je ouden huisvriend, die je braven vader, den braafsten kerel, die onze lieve Heer ooit op z'n aardbodem plaatste, al zijn wijn leverde. Laat je nooit in met knoeiers, je bent je leven niet zeker, als je 't beroerde, gemeene, vuile mengelmoes drinkt, dat ze tegenwoordig durven aanbieden. Geloof me, er moest een wet bestaan tegen 't versnijen, want 't publiek is er de dupe van en 't gros van de menschen drinkt maar op, wat hun voor 't oogenblik lekker smaakt. Echte wijnkenners vindt je maar zelden. Zelfs onder de vakmannen zijn ze niet dik gezaaid. Je moet heel lang wijnkooper zijn om een geoefenden smaak te krijgen en dan nòg zijn er collegas, - hij knipte met zijn linkeroog naar de flesch van Burgers, die.... enfin! je begrijpt: - 't zijn niet allen koks, die lange messen dragen!
|
|