- Geef me maar tweede.
- Retour?
- Wat kost 'n retourtje?
- Negentig cents.
- Groote hemel! juffrouw, we komen allemaal te laat door uw gezanik, bromt een oude heer achter haar.
- 't Zal wel losloopén vader, zegt ze, even omziende, en dan:
- En wat kost 'n enkele reis?
- Zestig cents.
- Tweemaal zestig is vierentwintig stuivers, één gulden en twintig centjes. Hm! Neen! dan komt 't toch beter uit als ik 'n retour neem.
- Mevrouw, juffrouw, maak toch asjeblief voort, kijk eens even om, wij moeten allemaal nog mee en 't is al over zessen, roept knorrig een jongmensch, dat een plaats of wat achter haar staat.
Nijdig kijkt de juffrouw om en antwoordt:
- 't Zal nog wel later worden, als 't God blieft. - Ieder z'n beurt; die 't eerst komt, die 't eerst maalt; ik bestee hier net zoo goed mijn geld als uwe, ik betaal en uwe geeft geld, dat's zoogezeid één pot nat. Achttien stuivers dus - 't was immers negentig centen, zei u? – (zij haalt haar beursje voor den dag.) wacht ik zal 't u afpassen, hier: twee kwartjes, drie dubbeltjes, twee halvestuivers - och heere, nou kom ik net vijt centen te kort. 't Was anders zoo mooi gepast - net vijf centen te min.
- Hier, alsjeblief, hier zijn ze - Hier! 'n dubbeltje - Pak an! roepen twee, drie stemmen te gelijk. - Hier neem aan, maar maak in Godsnaam voort, 't is nog maar zes minuten....
- Wel ja. Ik ben daar om jullie vijf centen verlegen, 'n mooi ding, neen, ik ben wel 'n burger mensch, maar ik hoef goddank niemand naar de oogen te zien. Maar 'k wou 't m'neer makkelijk maken; 'k heb geld zatter hoor! Hier asjeblief: een bankje van vijf en twin.... Gossiemossie! - daar zit waarachtig men haakpennetje tusschen, daar heb ik me nou de heele week mal naar gezocht. - Assieblief, een bankie van vijfentwintig - kan uwé wisselen? Maar geef me niet allemaal klein geld terug.
- Heb u 't niet kleiner.
- Juffrouw, maak nou toch voort, asjeblief - 't is om dol te worden, roepen eenige stemmen.
Kalm kijkt de juffrouw om, schudt het hoofd langzaam heen en weer en terwijl ze met een pruimenmondje: - Sjonges, wat 'n bereddering! zegt, blijft zij in haar zak grabbelen; dan roept ze in eens: kijk dat's casuweel, daar vind ik nog een losse gulden in me zak; als u nou 'n dubbeltje heeft, dan bennen we in eens van mekaar af. Hier - heerejemel! zóó had ik hem nog in mijn hand en.... de juffrouw pakt achtereenvolgens uit haar zak de volgende voorwerpen: een pepermuntdoosje, een flacon, een paar handschoenen, een naaldenkoker, een zakje met gedroogde pruimen en een zakdoek; eindelijk vindt ze den gulden en legt dien voor den beambte neder, terwijl ze, even omziende naar de woedend haar aankijkende menschen, zegt: - Zie zoo, nou die volgt; ieder z'n beurt, da's niet te veel.