‘Nu, soeda! - Maar ik toch ook niet ghèlpen, jij so dik?’ ‘Hotel des Indes, meneer?’
Allerlei begroetingen klinken in verschillende toon en talen dooreen.
Twee vrienden reiken elkaar de hand en zeggen luid: ‘Kerel! Prachtig dat je er bent. Goede reis gehad?’
‘Best! Allemachtig, wat ben jij bruin geworden!’
‘Alsjeblieft, heren en dames! Pas op je benen!' Een kwartiermeester, met een paar Javaanse matrozen achter zich aan, een tros voortslepend, dringt voorbij.
‘Grandhotel Java?’
‘Hotel Wisse?’
Een heer en dame, die reeds van de steiger af een lange poos hebben staan wenken en wuiven, dringen nu door de menigte heen en strekken de handen uit naar een jong echtpaar, dat uit Nederland komt, om te Batavia zijn bestemming te vinden.
‘Dag Karel, dag Jeanne, hartelijk welkom hier! Jullie zien er best uit. Goede reis gehad, niet zeeziek geweest?’ ‘Neen! Alles prima, allebei, dank je! Jullie zien er ook kostelijk uit.’ Kussen, omarming, handdrukken!
‘Alsjeblieft dan, dames en heren, 'n beetje ruimte! Ik moet met m'n tros voorbij,’ - en tot de bootsman zegt de knorrige kwartiermeester: ‘Dat satanse gelik en geflikflooi! Laten ze dat aan wal doen. Hoe weerlicht bennen die permetasies (familie) zo gauw aan boord? Ik kan door al die kleverige lui bekans niet voort. - Ajo, jongens! Pigi, dan, aioep! - Trek-an - tar-ek, dan! Aioep! Zet je body er dan toch aan; - aioep!’
‘Hotel der Nederlanden, meneer?’
Een zwaargebouwde Germaan, ‘ein schöner Kerl’ met een grote blonde baard, omarmt een vriend, die hem komt afhalen en zoent - onsmakelijk gezicht - hem op zijn zwart besnorde lippen.
‘Lieber Kerl, da bist du ja!’
‘Grüss Gott, Wilhelm! Herzlich willkommen.’
‘Schönen Gruss aus der Heimat!’
Een net heertje met een keurig wit pak aan vraagt aan een heer en dame, die met hun kinderen bezig zijn: