| |
| |
| |
Op 't bal bij den Gouverneur Generaal
‘Namens Zijne Excellentie den Gouverneur Generaal en Mevrouw van der Wijck heeft de Luit. Kolonel Adjudant de eer den Heer Jastus van Maurik uit te noodigen een bal te komen bijwonen, Zondag den 2en Augustus 1896, des avonds ten negen uur, enz. enz.’
Ik stond nog verwonderd op de invitatie-kaart, die ik in 't Hôtel, in mijn kamer op tafel vond, te kijken, toen mijn vriend Jansen binnentrad.
- Kerel! riep hij me toe, je hebt 'n uitnoodiging voor 't bal bij den Gouverneur, de manager zei me, dat ze van morgen voor je bezorgd was.
- Ja, hier is ze!
- Dat treft goed, ik ga er ook heen, dan kunnen we samen gaan Jij hebt natuurlijk nooit zoo'n feest bijgewoond - ik had al vroeger de eer in mijn kwaliteit als ambtenaar - maar voor jou vind ik 't heel interessant.
- 'k Ben er verbazend mee in mijn schik, waarachtig, een
| |
| |
groote eer; 'k begin me een heele Toewan te voelen. - Ahem! je mag wel zoolang gaan zitten, mannetje....
- Drommels, wat ben jij gauw in je rol.
Mijn vriend, die reeds geruimen tijd in 't Hôtel, waar ik logeerde, ‘en pension’ woonde, keek me glimlachend aan en zei: - daar kun je in Holland mee geuren!
- Natuurlijk!
- En dans je goed?
- Als je 't niet oververtelt wil ik je eerlijk bekennen, dat ik al wat stijf in de achterhand word, m'n beenen zijn min of meer stokkerig. Ja, toen ik nog 'n jonge spring-in-'t-veld was heb ik me wel eens aan 'n galop of polka bezondigd - een wals gooide me dadelijk tegen de vlakte - maar dat was zoo bij onderonsjes of in societeiten, na 'n uitvoering, 'k Geloof dat 't verstandig zal wezen om me op zoo'n gala-bal - 't is immers voor den verjaardag van H.M. de Regentes - maar te bepalen tot kijken.
- Kom! een quadrille kun je best meêdoen!
- God bewaar me! 'k zou al de figuren in de war sturen. Hoe houden ze 't hier uit in Indië, 't dansen? 'k Begin al te transpireeren als ik er aan denk.
- O! dat doe je zonder dansen toch, wij trippelen er hier maar lustig op los; ik geloof dat nergens meer en beter gedanst wordt, 'k Zal je wel aan eenige dames voorstellen.... je hebt toch zeker je zwarte pak meegenomen?
- Zeker! 'k heb nog een nieuwen zwarten rok, vest en pantalon.
- Laat m' eens kijken; 't zal wel een warm rommeltje wezen; is je rok gevoerd?
- Dat weet 'k waarlijk niet.
Ik haalde mijn gala-kostuum, mijn vriend bekeek het vest en den pantalon en zei: - die vallen me meê, 't is fijn kamgaren, maar toen hij den rok zag lachte hij: - dat 's een gezellig warm stalenpennetje, laat de voering er uit nemen, dan kan ie wel - en wat voor schoenen heb je?
- O! heel mooie gelakte molières met élastiek.
| |
| |
- Kijken!
Ik toonde hem mijn spiksplinternieuwe schoenen; ze waren kort voor mijn vertrek extra voor de reis gemaakt.
- Bah! wat 'n vioolkisten! En wat voor kousen of sokken heb je daarbij?
- Mooie gestreepte, rood en wit, of heelemaal witte....
- Neen! die kun je niet gebruiken. Je moet zwart zijden kousen hebben en nette lage schoenen, met een strikje vóór op den voet, dat is hier op een bal de dracht.
- Maar ik dans immers niet.
- Doet er niet toe, als je er niet uit wilt zien als een echte baar, moet je die schuiten thuis laten.
- Kerel! ze zitten zoo gemakkelijk.
- Ja, dat zie ik, je kunt er wel een voetbad in nemen. Ga morgen dadelijk een paar andere bestellen - ik neem je zóó niet meê. We gaan hier te Batavia heel wat netter gechausseerd dan in Holland.
- Wat 'n wonder, jelui loopen haast niet.
- Maar we dansen, dat 's nog heel wat anders.
Den volgenden dag schafte ik mij mooie zwarte fil d'Ecosse kousen aan en bestelde bij den inlandschen schoenmaker Sapie-ie, bij Passar Bahroe, een paar fijne gelakte schoentjes. De schoenmaker, die niets dan Maleisch sprak, nam mij zorgvuldig de maat, zei: ‘Toewan ada kakkie besaar’ (mijnheer heeft groote voeten) en vroeg mij daarom ook vijftig cents meer dan aan een ander, maar dat hinderde niet; voor, de eer om mijn voeten in de danszaal van Z. Excellentie te mogen zetten, had ik gaarne die buitengewone uitgaaf over.
- Bekin betoel, netjes, jà! goed sluitend maar niet te nauw! tida terlatoe ketjil, recommandeerde ik Sapie-ie en ik geloof dat de man mijn wonderlijk taaltje goed begreep, want hij knikte herhaaldelijk en nam nog eens secuur de maat
De voering werd uit mijn rok genomen, mijn jongen, die toen hij hoorde dat ik naar 't bal van Z. Exc. zou gaan, me blijkbaar met nog meer respect aanzag, schuierde mijn zwart pak zorgvuldiger dan anders af en hing het aan den kapstok. 'k Had
| |
| |
een prachtig mooie witte das aangeschaft, gris perle handschoenen gekocht en stond op mijn zwarte kousen een uur vóór 't noodig was gereed - maar de nieuwe schoenen waren niet bezorgd geworden. Zou ik dan toch op mijn Hollandsche vioolkisten moeten gaan? 'k Had den dag te voren mijn jongen nog naaiden schoenmaker gezonden en bericht gekregen, ‘dat meneer gerust kon zijn, want dat ze er op tijd zouden wezen,’ maar wat er kwam, mijn schoenen niet. 't Was bij achten, 'k begon knorrig te worden en stond reeds op 't. punt om in 's hemelsnaam maar de gelakte molières met élastiek aan te trekken, toen mijn jongen binnenkwam met een: - Sepatoe ada, toewan! De schoenen waren er!
Ze zagen er waarlijk keurig uit; blinkend van nieuwheid, mooi puntig toeloopend en met onberispelijk gevormde strikjes. Ik trok ze aan; ze zaten niet al te gemakkelijk en drukten nog al van voren, vooral de eene. Van achteren aan de hiel waren ze ruim genoeg, zelfs te ruim.
- Kranig! riep Jansen, die me kwam afhalen. Je ziet er uit - hm! tiré à quatre épingles! Zie je wel dat zoo'n chaussure heel wat fijner staat?
- Ja! mooi zijn ze wel, maar.... ze drukken me van voren, vooral de linker.
- Dan weet je meteen waar de schoen wringt! schertste hij - maar dat 's minder, ze loopen gauw genoeg uit. 't Wordt tijd, man! 't Rijtuig staat voor de deur, heb je je chapeauclaque, je handschoenen, je kaart?
- Alles in orde!
We reden weg en terwijl ik in 't rijtuig zat, dat ons naar 't paleis van den Gouverneur Generaal bracht, kreeg ik zoo 't gevoel: - Je bent een verbazende kraan! Wat zouden ze in Holland wel zeggen als ze je zoo zagen!
Voor 't verlichte paleis reden tal van rijtuigen, groote en kleine, ontlaadden hun passagiers en bleven dan voor, naast of achter 't paleis staan. Het is namelijk de gewoonte te Batavia, dat men voor dergelijke gelegenheden, wanneer men geen eigen équipage heeft, een rijtuig huurt, dat bij de feestzaal ingespannen
| |
| |
blijft staan wachten, tot dat men er weder gebruik van maakt om naar huis te rijden. De inlandsche koetsiers en palfreniers luieren met hun strootje in den mond, zachtjes pratend met elkander, bij hun wagens of slapen rustig op den bok, tot het oogenblik daar is van vertrek.
De groote, fraai in witte ‘stuc’ bewerkte receptie- en danszaal was reeds vol bezoekers toen wij binnenkwamen. Schitterend verlicht door talrijke gaskronen en kandelabres, met het uitzicht op den door gasilluminatie en kleurige lampions à giorno helderen tuin, bood de zaal een prachtig schouwspel. Over den marmeren vloer, waarop de lichten glansden en spiegelden, ruischten de zijden toiletten der dames en kletterden sporen en sabels van de officieren in groot tenue. Wanneer de warmte mij er niet aan had herinnerd zou ik hebben vergeten, dat ik in Indië was en eerder gemeend hebben mij in een Parijsche balzaal vol rijk gekleede mondaines te bewegen. Uitgezochte toiletten van satijn, zijde en brocaat, schitterend van juweel en en paarlen, rijk gegarneerd met kostbare kant, mooie ronde schouders, wel gevormde, goedgevulde bloote halzen, fijne blanke armen en bustes, die, omdat ze wel gezien mochten worden, zich ook niet al te veel verscholen, waren overal te bewonderen, tusschen de zwarte rokken, groote open vesten en bleekveldachtige overhemden. Als een vurig lichtend puntje vertoonde zich de roode Fez van den Turkschen consul in de verte, te midden der donkere heerenkleeding en schitterend van goud tusschen de zacht gekleurde rose, mauve, bleu-pale en saumon-damestoiletten, bewogen zich de gala-uniformen van generaals en hoofdofficieren.
- Wat zeg je er van? fluisterde Jansen mij in, toen we een poos in de zaal hadden rondgewandeld.
- Magnifiek! Zie die dames daar eens kijken.
- Waar?
- Dáár naar dien officier. O! ik zie al wie 't is, 't is Jhr. v.d. Bosch, de adjudant van H.M. de Koningin, die op 't oogenblik in Indië is.
- 'n Prachtige uniform, is 't niet, die van de rijdende artillerie?
- Juist! en 'n kolossale menigte ridder-orden....
| |
| |
- Die uniform kennen ze hier niet, geen wonder, dat de dames een extra oogje wagen. - Kijk! daar heb je generaal Vetter - 'n flinke verschijning, maar streng, hè? - En dáár - neen rechts moet je kijken - daar komt generaal Segov aan.
- 'n Prettig, gemoedelijk uiterlijk, en toch op-end'-op militair!
Jansen keek me een oogenblik verwonderd aan en vroeg met ietwat verwijt in zijn stem: - Waarom zeg je dat met zoo'n pijnlijk gezicht?
- Omdat mijn schoenen zoo raar beginnen te doen, 't is of ik likdoorns op al mijn teenen heb.
- Rek je teenen eens goed uit, 't is bepaald alleen door de nieuwheid; ze zitten heusch keurig.
- Ja! dat geloof ik, maar... 'k kreeg juist weer een judaskneep van mijn linker schoen, doch ik hield me goed, want 'k stond vlak voor generaal Segov en werd door een der mij bekende heeren, die bij hem waren, aan hem voorgesteld.
Ik begon het benauwd te krijgen, door mijn chaussure, maar ik moest voort, stilstaan konden we niet, de menschenstroom stuwde ons verder.
- Allo! zei Jansen, wees niet kleinzeerig - 't went wel. Zie je die twee heeren daar, in 't zwart? - dat zijn de heeren Scherer en Engelberts, Raden van Indië, en hier schuins naast je, die lange knappe man, met dat fijn besneden gezicht en bijna wit haar, dat's generaal Ressner, van de Genie... Ah! bonsoir meneer Valorion, hoe gaat het u; mag 'k u eens even voorstellen aan mijn vriend Van Maurik?
- Mijnheer Valorion, gedelegeerde van een Belgische Cultuur-Maatschappij.
- Aangenaam!
Mijnheer Valorion was een klein dik heertje, opgezet en hoogrood van kleur, met een hoofd waarop de laatste haren een wedstrijd hielden en een pikzwart geverwd, steil opgezet kneveltje. Keurig in een zwart pak gestoken en met een reusachtig overhemd, waarover drie bijzonder mooie brillanten hun stralen schoten, zag hij er zóó nieuw uit, als was hij pas uit een doosje ontpakt. Zijn korte dikke handjes kwamen in onmogelijk strak- | |
| |
gespannen handschoenen halverwege te voorschijn uit de mooiste manchetten, die men zich voorstellen kan, en zijn voetjes staken in gelakt leêren schoentjes, die brutaal glimmende neusjes met gele randjes hadden.
Een gouden pince-nez balanceerde op zijn rond wipneusje en
Monsieur Valorion.
zijn chapeau-claque gebruikte hij als waaier.
- Charmé de faire votre connaissance! en hij liet even zijn dik kopje als geknakt op zijn witte das vallen.
- Valorion spreekt uitmuntend Hollandsch, zei Jansen.
- Oh, pardon! ikke spreek Ollands, maar niette mette l'accent, die isse kewenscht, savez-vous? Oh! alse men isse langen tijd in Indië, inutile de vous dire, datte Ollands spreken isse de rigueur, wantte niette vele menschen ier sont accoutumés à parler français. Allemâle bitjara Melaijoe dan blanda. Zij spreken malais, beaucoup plus facile, savez-vous!
Dat savez-vous van den heer Valorion verried dadelijk den Belg en ik vroeg: - U is geen Franschman, wèl?
- Belge, monsieur! en druk met zijn claque en handjes gesticuleerend: - Ah! quelle fete! watte magnifique inricktink; ikke ben stupéfait, ebbe nooit kedacht ier in Batavia te vinden zoo éblouissante, splendide societé. Ah! parôle d'honneur ikke make tous mes compliments aan de Indische dames. Quelles amours de toilettes! Isse voor mij ook de eerste male ikke assisteer aan die bâl!
- Is u dan ook pas in Indië?
- C'est à dire, benne environ drie maand' ier, maar wasse zèven maand à Singapòre!
- En waar bevalt het u beter?
- O! ier - ier! Batavia isse la perle de l'orient; zóó skoone
| |
| |
stad, zóó skoone société isse niette à Singapore. Les anglais sont charmants, - hommes d'affaires. Savez-vous? - Mais leurs femmes. - Oh! raides comme des stockfisch. Ier! ma foi! charmante vrouwen - chic! Betoel! Parisiennes. O! sapristi! - de punten van mr. Valorions kneveltje trokken bijna tot in zijn ooghoeken op, toen hij, al zijn witte tanden toonend, lachte: - ikke ben ébahi! Quelles femmes opulentes - ah! ik adoreer die femmes bien baties! die skoone vrouw, met taille fine en zoo hm! zoo hm! weelderik keformd. Oh! que ne suis je plus libre - et jeune!
- Ah, u is getrouwd?
- Oui, oui! - hij keek een oogenblik op de punten van zijn schoenen - ikke ebbe alle dwaasede mêekemaak. Ah régardez! Mais c'est une femme divine, éblouissante, là, là! mais non! là, plus à gauche! en met een blik door zijn pince-nez, die den geoefenden kenner verried, wees hij, even zijn vingertoppen kussend, op een statige, jonge, blonde dame in een zeer gedecolleteerd toilet van goudkleurig satijn, die aan den arm van een grijs, deftig heer, tusschen de menigte wandelde, en zei:
- Ah! quelle déesse! Sans doute son père?
- Wel neen, dat is haar man!
- Oh! monsieur Jansen, impossible 'aare màn? Oh! le pauvre homme!
- Hè?
- Oh, ikke wou niette wees dans sa place - ikke 'adde, keene momente rust. Je suis jaloux comme un tigre, savez-vous?
- O! meneer Valorion, onze dames zijn in dit opzicht geen Parisiennes en... Stil! daar komt Zijn Excellentie.
Plotseling kwam een algemeene, schuivende, achterwaartsche beweging in de steeds dichter en dichter zich opeenpakkende menigte gasten. Als van zelf zich langzaam ordenend, vormde zich voor den troonhemel, die aan den eenen zijwand der zaal zich trotsch verheft, een halve cirkel van dames en heeren, en werd de zaal kalm en zonder gedruisch geheel en al gevuld. Nu en dan vloog een zuchtje door de geopende deuren en vensters en bracht liefkozend strijkend over de bekoorlijke
| |
| |
damesschaar een fijne geur van parfums, van poudre de riz, bouquetten en bloemen over al de aanwezigen.
‘Wilhelmus van Nassouwen!’ speelde de muziek, in een bijzaal verborgen, achter groen en bloemen.
Voorafgegaan door de Raden van Indië met hunne dames, naderde Z. Exc. de Gouverneur-Generaal met zijn echtgenoote.
Na een oogenblik voor het levensgroote portret van Z.M. Willem III, dat onder den troonhemel hangt, te hebben plaats genomen, boog Z. Exc. voor de aanwezigen en maakte mevrouw v.d. Wijck een diepe neiging. Al de gasten, voor zoover ze daartoe in de mogelijkheid waren, bogen terug en drongen toen zeer bescheiden een weinig vooruit, om te zien, wie het eerst door den G.-G. zou worden aangesproken. Hier en daar werd de eene of andere hooge staatsdienaar door den onderkoning vriendelijk begroet, handdrukken met dezen en genen werden gewisseld, heeren bogen, dames neigden, lachjes vlogen heen en weer en - - toen bogen allen, links en rechts, nogmaals voor Z. Exc.
Eindelijk kwam er een zeer ondeelbaar, kort oogenblik, dat er niets werd gedaan, maar 't zachte stemgegons, dat daardoor als een verlegen fluisteren even door de zaal trilde, werd eensklaps krachtig overstemd door de opwekkende tonen der muziek, die ‘de Polonaise’ begon.
Ik kon 't bijna niet langer uithouden, mijn linkerschoen scheen 't er op te hebben gezet mij razend te maken en ik zocht de gelegenheid haar even uit te trekken, maar er was geen kwestie van teruggaan, met onweerstaanbare kracht werden we opgedrongen, want iedereen, die zelf niet mee danste, wilde zien hoe Z. Exc. het bal opende.
Als te voorschijn getooverd door de vroolijke tonen der muziek, ontwikkelde zich uit de opeengepakte gasten een fraaie, bonte stoet, die, als een lange schitterend-veelkleurige slang door de balzaal, galerijen en bijzalen voortkronkelde. Daarna, terugkeerend tot zijn oorsprong, plotseling als in atomen uiteenspattend, loste hij zich op, verdwijnend langs de wanden en door de deuren, in bijzalen en tuin.
| |
| |
't Was bijzonder vol, maar toch bleek de gelegenheid tot dansen zeer goed en heerschte er een zeer opgewekte en zelfs ongedwongen geest op het bal, dat spoedig in vollen gang was. Over den gladden marmeren vloer walsten de paren, hooger kleurden zich de wangen en sneller klopten de harten. Langs de wanden zaten balmoeders en muurbloempjes zich met haar waaiers koelte en berusting toe te wuiven en tusschen de bloemversieringen door keek de schalke Amor, met zijn pijltjes onzichtbaar, maar zeker treffend, die zich te dicht in zijn nabijheid waagden.
In de bijzalen werd gelegenheid gegeven aan heeren, die van whisten of omberen hielden; talrijke speeltafeltjes noodden vriendelijk met hun, als lokkende oogen knippende, kaarsen.
De voorgalerij was de verzamelplaats van hen, die niet dansten en niet speelden. Verschillende groepen pratende, lachende en rookende gasten stonden daar, als op goed geluk neêrgezet. Hier zag men een aantal schitterende officieren in druk discours met een paar zwartgerokte handels-sommiteiten, dáár één marineuniform tusschen veel zwarte rokken en een eind verder een damesgezelschap, schertsend en lachend met een ‘lion fin de siècle,’ die niet dansen wilde, omdat hij cynisch bekende, dat hij aan een sigaar verre de voorkeur gaf.
- Ah, les bons cigares! zei Mr. Valorion en met verrukking liet hij den rook van een fijne Havana door zijn neus gaan. - Colossal! isse tout un magasin! en lachend wees hij op de sigarentafel, waar minstens twintig soorten van de fijnste Havana's en Manila's uitgestald à prendre waren.
De bruine Javaansche lakei, die de heeren ‘vuur’ aanbood, had zeker meer te doen, dan menig gerenommeerd winkelier in sigaren op Zaterdagavond, want, zoodra men gratis krijgen kan wat men anders koopen moet, is iedereen geneigd zich dubbel en dwars en liefst van het beste, te voorzien.
De buffetten hadden 't niet minder druk; zoo als men wel eens zegt: ‘geen handen genoeg om te bedienen,’ maar toch werd men onmiddellijk geholpen aan alles wat men vroeg - en wat kon men niet al vragen? whiskey-soda, brandy-soda, wijn,
| |
| |
roode en witte, champagne, bier, likeuren, sorbets, limonaden, ijs; in één woord, 't was, zooals een piepjong mensch, die voor 't eerst als jeugdig ambtenaartje een kaart had gekregen, beweerde: - Hartje wat lust je, mondje wat begeer je!
- Mijnheer! zei hij vertrouwelijk tot mij, terwijl zijn kleine
groenige oogjes boven zijn reeds vuurroode koontjes glinsterden: ‘'k Heb nog nooit zoo'n royalen boel gezien - 'k ben nu al aan mijn derde sigaar -en aan m'n vijfde glas champie en 't is pas half elf. Dansen doe ik niet, weet u, daarom amuseer ik me maar zoo in m'n eentje hier, en terwijl hij een nieuwe sigaar ging opsteken, dacht ik: Vriendlief, hoe zul jij wezen tegen half twee, als je 't niet vóór dien tijd aflegt. In een ommezien was hij terug, blies me den rook van zijn vierde toe en vroeg: - Hoe vind u 'm? fijn, hè? Maar 't is zoo'n kleintje. - Kijk! ik heb meteen een paar Regalia's genomen, die steek ik bij me, dan hoef ik straks, als ik in den tuin nog eens kalmpjes bij de champagne-bar ga zitten, niet telkens hierheen te hollen.
Ik heb u een uurtje geleden al gezien in 't kleine zaaltje, waar ze thee schonken - lekkere thee, vond u niet, en keurige biscuitjes? Weet u wat u ook eens moet proeven? Dáár, aan't andere buffet, heerlijk! Punch a la romaine, geurig en fijn, hoor! 'k Heb er twee glaasjes van gebruikt; dat goed is zoo lekker in je maag, hè? Dat doet je bepaald weldadig aan. - 'k Had gedacht dat 't hier een stijve boel zou wezen, maar dát valt me geweldig meê; je kunt precies doen wat je wilt. Hij lachte genoegelijk, haalde nog een glas champagne en zei, met langzaam ophalende teugjes den parelenden wijn savoureerend: - Heerlijk! Zoo even kwam mijn chef me tegen en vroeg zoo en passant: dans je niet, Willems? Bah! dacht ik, daar heb ik m'n menschen voor! - hij hield zijn neus boven zijn glas: wat 'n bouquet! - Weet u ook hoe laat of de souperzalen opengaan - ik wil er bijtijds bij zijn, want
| |
| |
anders halen ze 't beste voor je neus weg. Je hebt van die onbescheiden lui, hè?
Jansen en Mr. Valorion, die een poosje afwezig waren geweest, kwamen lachend en pratend terug.
- Ah! quel homme! zei de Belg, quel homme cet Excellence! l'amabilité en personne et sa dame! elle grisonne un peu déja, mais son oeil est jeune, étincellant, une femme parfaitement distinguée. Elle a un accent de voix à ravir - u moette zick ook laten presenteer!
- Heb je dat nog niet gedaan? vroeg Jansen.
- Neen!
- Dan zal ik je dadelijk bij den adjudant van dienst brengen.
- Graag! maar laat me in godsnaam eerst mijn schoen even nazien, ik hou 't niet langer uit, 'k heb een gevoel alsof m'n teenen geblakerd worden.
- Kom dan maar mee naar buiten.
Maar vóór ik dat doen kon, had een dame, aan wie ik eenige dagen te voren was gepresenteerd, mij opgemerkt en moest ik, wilde ik geen onbeleefdheid begaan, haar aanspreken.
Wat 'n marteling stond ik uit! Met een allervriendelijkst lachje zei de beminnelijke vrouw: - ‘'t Was me binnen te warm; - hier ben ik wat bekomen, doe u me plezier, meneer van Maurik, en geef me eens galant uw arm. Breng me even door de zaal naar mijn dochter, die daar aan 't eind met majoor Bruining op de causeuse zit. Mijn dochter wou graag eens kennis met u maken, wil u zoo goed zijn?
- Niets liever dan dat, mevrouw! jokte ik.
De oude dame liep langzaam - en hoewel iedere stap mij bijna een smartkreet ontwrong, hield ik mij goed, maar toch vroeg zij: - heeft u last van 't klimaat? Mij dunkt u ziet er minder goed uit dan verleden week.
- O, in 't minst niet, mevrouw! 'k Voel me heel lekker!
Natuurlijk had de dochter, toen ik voetje voor voetje met de moeder door de zaal was gewandeld, haar plaats verlaten en was naar den tuin gegaan. Eerst na een soort van lange jacht waren wij zoo gelukkig haar in een bijzaal te vinden en smaakte
| |
| |
ik het genoegen haar te hooren zeggen: - Hé! is u nu meneer van Maurik. Och! ik had me u heel anders voorgesteld, jà!
- Misschien jonger, mevrouw?
- O, neen! maar kleiner, meer tenger, 'k denk altijd: auteurs moeten meer débile menschen zijn.....
- Pardon! dat ik stoor, dames, maar ik heb van Maurik al met smart gezocht. Hij moet aan Z. Exc. worden voorgesteld, mag ik hem u ontvoeren? vroeg Jansen, die me kwam opzoeken, en tot mij: - Gauw, ga mee, ik heb je naam al opgegeven aan Baron van Heerdt, 't zal zóó je beurt zijn.
- Maar kerel! m'n schoenen, waarachtig ik.....
- Geen tijd meer, strakjes, - kom!
Ik volgde hem, mijn pijn verbijtend, naar de zaal waar een groot aantal heeren en dames queue maakten om aan den Gouverneur-Generaal en Mevrouw van der Wijck te worden voorgesteld.
Baron van Heerdt, Adjudant van Z. Exc, stond daar in zijn keurige marine-uniform met zilveren tressen en toen het mijn beurt was stelde hij mij voor:
- Excellentie, de Heer Justus van Maurik van Amsterdam.
Uiterst minzaam stak de Gouverneur-Generaal mij de hand toe en terwijl ik, buigend, mijn hand in de zijne lei, dacht ik: wat een flink innemend gelaat, wat 'n joviale, ronde uitdrukking heeft Z. Exc. in zijn oogen.
- En u bezoekt ons Indië dus eens, daar doet u goed aan, heeft u een goede reis gehad?
- Uitmuntend, Excellentie!
Ik kreeg juist weer een geweldige kneep in mijn voet en nu nog verwonder ik mij, dat ik mijn gelaatsuitdrukking heb kunnen beheerschen en dat Z. Exc. niet opmerkte dat ik - 'k kon het waarachtig niet helpen - van den eenen voet op den anderen tripte, terwijl hij mij de eer schonk met mij te spreken.
- Niet zeeziek geweest? vroeg de Gouverneur-Generaal.
- Gelukkig in 't minst niet.
- Kom! dat's flink. En wat zegt u wel van Indië?
| |
| |
- Een verrukkelijk schoon land, Excellentie! vol hartelijke menschen!
- Ja, de Indische lui zijn gastvrij en goed. En u zal waar-
Jhr. C.H.A. van der Wijck.
Gouverneur Generaal van Nederl. Oost-Indie.
schijnlijk uw reis-indrukken wel schrijven. Maakt u er een boek van?
- Wanneer ik heelhuids weer thuis ben, zal ik er zeker mijn best toe doen, Excellentie!
- Vertel dan veel goeds van ons Indië, want dat verdient het ten volle!
De Gouverneur-Generaal stelde mij nog voor aan zijn echtgenoote, die zich zeer vriendelijk eenige oogenblikken met mij onderhield - toen traden beiden een halven pas terug, en maakten een lichte hoofdbuiging, ten teeken dat het gesprek geëin- | |
| |
digd was. Achter mij stonden een aantal heeren en dames op hun beurt te wachten en met ongeveinsde, medelijdende bewondering keek ik nog even om naar den Heer Van der Wijck, die tot al die menschen een vriendelijk woord zou en kon richten. Toen hinkte ik meer dan ik liep de zaal uit. 't Was letterlijk niet meer uit te houden, de rechterschoen gedroeg zich fatsoenlijk en kneep alleen zooveel als een nieuwe schoen redelijkerwijs mag doen, maar de linker! Mijn arme teenen staken als in een pers en het brandend gevoel werd hoe langer hoe heviger. Eindelijk vond ik een eenzaam plekje, waar ik mij van dien lastigen kwelgeest kon ontdoen. 'k Slaakte een zucht van verlichting, toen ik dien verraderlijken gladden schoen in de hand had. 'k Stak mijn vingers in de punt om te onderzoeken wat me zoo hinderen kon en - 'k haalde er de rekening uit, die de schoenmaker er in vieren gevouwen had ingestoken.
O, Sapie-ie! Waarom had je er ook geen kwitantie bij gedaan om dadelijk te ontvangen. Jou crediet was mijn verdriet, eenige uren lang!
Nu liep ik, voor mijn gevoel, als een hert en zocht mijn vrienden op, die me bij een der buffetten zouden wachten.
Valorion dronk een whiskey-soda en riep me, zoodra hij mij zag naderen toe: - Isse 'y niet le plus parfait gentleman? Quelle bonhomie! et Madame..... Ah! 'k ben tout a fait épris van Madame. In 't keheel niette présomptueuse, pas de vanité du tout!
- 'n Hupsch man! zei Jansen, de Gouverneur weet je dadelijk zoo op je gemak te zetten, hij heeft een buitengewone tact. Ja, we zijn hier allen met hem uit, hoor! Hij pakt de dingen ferm aan - en zoo'n man hebben we hier hoog noodig.
- Allons, monsieur Jansen, laat wij nock maak' un petit tour in die Salle de Bal. Ah! je veux encore me délecter à la vue des dames Indiennes. Ah, sapristi! watte skoone vrouwen 'ier. Ikke keloof datte die dames, 'ier keboren, zich développeer admirablement. Zoo bien baties, zoo kroote dames enne die mooi' matte teint, enne die splendide, opulente vorm'. Ah! die Bataviadames sont adorables!
| |
| |
- En de nonna's? vroeg Jansen lachend.
- Oh! die dames, mette so petitte couleur de chocolat-au-lait, kleine beetje' gkeel! Charmant! ikke adoreer die teint basané - die tempérament zoo warm, ah! Allons ensemble, monsieur Maurick pour petite promenade.
- Dank u, 'k blijf hier wat staan kijken, 'k Moest mijn armen voet eerst heelemaal weer op dreef helpen.
Mr. Valorion wandelde met mijn vriend eenige keeren de zaal rond en van de plek, waar ik stond, zag ik hoe hij zich telkens aan een dame liet voorstellen.
Op zijn teenen richtte hij zich dan zoo hoog mogelijk op, sloeg zijn chapeau-claque met een onnavolgbare beweging onder den linkerarm en lei de rechterhand op de borst.
Het kleine, dikke ventje boog als een knipmes, streek met een zenuwachtige beweging de weinige haren op zijn schedel
glad of zette zijn spitse kneveltjes op, het hoofd achter in den nek werpend. 't Was alsof ik hem hoorde denken: Ah! si j'étais encore jeune et - libre!
Een oogenblik later zag ik hem, met een of andere dame aan den arm, trotsch als een klein pauwtje voortstappen, met opgeheven hoofd en glimmend, verliefde oogjes opziende naar zijn danseuse.
In den tuin achter het Paleis wandelden, frischheid zoekend, verschillende paren, lachend en schertsend, tusschen de tropische planten en boomen en 't maantje gluurde lachend boven uit
| |
| |
den klaren wolkenloozen hemel naar al die feestvierende stervelingen.
In een sierlijk, met bonte, grillig gevormde Chineesche lampions verlichte kiosk, was de champagne-bar, tevens dames-buffet. Een dikke looper leidde, uit de zaal over de marmeren trappen, naar dien rijk voorzienen ververschingstempel en heel hoog in de boomen er naast brandden heldere lichten en kleurige lantaarns. Het geheel maakte een waarlijk tooverachtigen indruk, vooral wanneer men uit de balzaal een blik wierp op al dat zoo verschillend verlichte groen, waartusschen de maan haar zilveren stralen kwistig heênzond, wedijverend met den glans van 't gas-gloeilicht of ze oplossend in den gloed der gekleurde ballons.
Terwijl ik zoo in gedachten, naar al ' dat voor mij buitengewone, stond te kijken, naderde mij een der adjudanten en vroeg:
- Heb ik 't genoegen mijnheer Van Maurik te zien?
- Om u te dienen!
Hij stelde zich voor als luit.-kol. Staal, en zei:
- Ik heb de opdracht van Z. Exc. om u te vragen of u genegen zou zijn te Buitenzorg een lezing te houden. De Gouverneur-Generaal heeft den wensch uitgedrukt u te hooren.
- 't Zal mij een buitengewoon groote eer zijn!
- Dan mag ik u zeker later wel schrijven welken dag?
- 'k Ben geheel ter beschikking van Z. Exc.
- Uitmuntend, kan ik u misschien van dienst zijn en u genoegen doen door u eens rond te leiden?
- 'k Had het u niet durven vragen.
Met de meeste voorkomendheid bracht de adjudant mij door 'de zalen en wees mij verschillende hooge autoriteiten aan, die ik slechts bij name kende, maar nog nooit de eer had gehad van aangezicht tot aangezicht te zien.
- En hier is het particuliere kabinet van Z. Exc., zei de luit.-kol., mij een bijzaal aanwijzend. - Ja, 't is nu ontruimd moeten worden voor dit feest, want feitelijk is voor zulke gelegenheden dit paleis wat klein, maar binnenkort zal het oude
| |
| |
paleis, hier, achter dit, gereed zijn. Het wordt gerestaureerd en ingericht tot feestlokaal.
- Dan zal, voegde hij er glimlachend bij, Z. Exc. niet meer, zooals vandaag, genoodzaakt worden zijn slaapkamer als bureau te gebruiken - want de Gouverneur-Generaal heeft den geheelen dag hard gewerkt, niettegenstaande deze avond een zeer vermoeiende zou zijn.
In dit salon ontvangt Z. Exc. zijn particuliere gasten, en hier, deze zaal, is een van de souper-zalen, die wordt strakjes geopend. Hoe vindt u het arrangement van 't buffet, heeft u iets dergelijks wel eens in Holland gezien? Niet onaardig, hè?’
't Was meer dan dàt - 't was schitterend mooi!
Achter en op de groote, lange buffettafels, vol prachtig kristal en blinkend zilver, vol hoog opgeladen porseleinen schotels met sandwiches, heerlijke taarten, fijne delicatessen, bonbons en vruchten, stonden, tusschen vergulde luchters met kaarsen, groen en bloemen, groote blokken ruw ijs in rotsvorm, grillig en fantastisch verlicht door talrijke er achter geplaatste kaarsen.
In sommige blokken waren holten gesmolten, die nu grotten vol licht schenen, openingen, waardoor het kaarslicht flikkerde en straalde als vergroot door kristallen lenzen.
't Afsmeltend water, prismatisch getint door 't licht der kronen en lampen, scheen achter en over 't sneeuwwit damast als een regen van dikke, vurige, gekleurde droppels langzaam weg te vloeien en in de ijsblokken wêerkaatsten en spiegelden rozen, bloemen en groen met wêergaloos schoone kleurenpracht.
- Dat's magnifiek! riep ik uit en toen ik er bijvoegde - dat heb ik nog nooit zóó gezien, nergens! zei de adjudant: - 't Is ook een eigen inventie van ons, hier, we hadden zooveel ijs, dat we meenden er op deze wijs dubbel partij van te kunnen trekken. 't Houdt de zaal frisch en 't orneert!
- Ik maak u mijn compliment!
Eenige oogenblikken later werden de souper-zalen geopend en begon een ware wedstrijd wie het eerst zichzelf en wie het eerst zijn dames zou bedienen.
'k Zag heeren, met ware zelfopoffering, bijna dringen om
| |
| |
spoedig aan de buffetten te komen. Het had er iets van alsof iedereen door het dansen eensklaps uitgehongerd was. Sommigen, al te bescheiden, of te weinig geroutineerd in de kunst om vóóraan te komen, waren in één oogenblik voorgoed op zij geschoven door de meer doortastenden en hadden dus het toekijken. Enkelen daarentegen wisten als alen tusschen al de anderen door te glippen, zich voor 't buffet te plaatsen en de beste keus te krijgen. Zij voorzagen in de eerste plaats zichzelf en voerden tevens, tot ergernis der overigen, die achter hun breede ruggen verlangend de halzen uitrekten, bestellingen uit van familie en vrienden. Over de hoofden heen der protesteerende anderen, reikten zij aan hun lastgevers de begeerde versnaperingen toe, zich in 't minst niet storend aan knorrige blikken of enkele schampere aanmerkingen. De menschelijke begeerlijkheid vertoonde zich voor die buffetten in zwarten rok en witte das. Dáár in de souper-zalen gold een algemeen: ‘chacun pour soi et Dieu pour tous!’ De een liep met een bord met sandwiches, een ander met een schoteltje vol kippenpastei, een derde had een pâté de foies-gras veroverd. Jà, ik zag zelfs een dameslievend man, die onder zijn linkerarm een flesch rijnwijn, onder den rechter een flesch rooden wijn en in beide handen een paar borden droeg, volgeladen met sandwiches, kippenboutjes, taart, vruchten, bonbons en andere versnaperingen, 'k Geloof zeker dat het een zorgzaam vader was, die een zes- of zevental dochters en een bijdehandte eega tevreden moest stellen.
In een groot kwartier waren de buffetten bijna leeggeplunderd en kwamen nog enkele maraudeurs op de kleine overgebleven schoteltjes met bonbons af. Slechts de bloemen, 't groen en de ijsblokken bleven over, met enkele flesschen en glazen.
- C'est comme une horde de brigands! lachte Valorion - ikke wasse bijna onder die voette kekomme, mais j'ai ma cuisse de poulet, délicieux! enne gij mon ami Jansen?
- 'k Heb een stuk getruffeerde pastei veroverd en een restantje taart.
- Et vous monsieur Maurick?
- Ik ben te laat gekomen, 'k heb te lang staan kijken...
| |
| |
- Ah, dommage, bien dommage, want isse délicieux, très bien préparé, en met bijzonder veel behagen zette hij zijn tanden in de kippenbout.
Jansen dacht christelijker en stond me een stukje pastei af.
- En wille u drinken? vroeg Valorion, ikke 'eb kezorgd voor de minoeman, (drinkwaren) 'ier in de keldre! - onder zijn stoel haalde hij een flesch Liebfraumilch te voorschijn.
Jansen wist een paar glazen te krijgen en met ons drieën dronken we in een hoekje op 't welzijn van Zijn Excellentie, dien gastheer par excellence!
En intusschen speelde het orchest galop, mazurka of pas-de-quatre en walsten en dansten de gasten onvermoeid in de langzamerhand iets leeger geworden zaal.
Waarlijk, er wordt in Indië mooi gedanst. Vooral de pas-de-quatre, een der sierlijkste dansen van den lateren tijd, is daar zeer in zwang en ik geloof dat de lenige, fraai gevormde dames, waarop Indië in 't bijzonder trotsch- kan zijn, juist dien dans zoo gaarne dansen, omdat hij ruimschoots gelegenheid biedt haar bevalligheden op 't voordeeligst te doen uitkomen.
Ook aan de heeren verschaft de pas-de-quatre oogenblikken waarop zij trotsch kunnen zijn - maar ook aan velen schenkt hij de overtuiging, dat zij beter zouden doen om zich tot een ombertje of whistpartijtje te bepalen, liever dan zich bloot te stellen aan critische opmerkingen, als: ‘hij danst als een bokking,’ of: ‘er is een kangaroe aan hem verloren gegaan.’
't Was ruim half-één, toen ik besloot om mijn rijtuig op te zoeken; Jansen zou met mij meê naar huis gaan, maar Mr. Valorion had ‘Le diable au corps,’ zooals hij zelf zei.
Hij trok zijn vest met een rukje naar beneden, draaide de punten van zijn kneveltje spits en kranig op en zette zijn pincenez, met nuffig gehouden vingers vlak voor zijn oogen.
- Me coucher? kenne gij bekrijpe; je n'y pense pas!
- Kom! 't wordt heusch tijd.
- Sapristi! quelle idée; ikke benne tout à fait rajeuni ce soir. Je vais engager une danseuse.
| |
| |
- Maar Valorion, wil je dan met geweld al de heeren jaloersch maken?
- Farceur, va!
- Je zult nog moeten duelleeren als je zooveel dames het hof maakt.
- Oh! ikke benne première force oppe die pistolet, mais, badinage à part, ikke 'ebbe tout à l'heure une dame kezien, beauté parfaite, brunette splendide! - hij kuste zijn vingertoppen. - Une buste divine, adorable!... - comme-ça! 'k Zal mij laat présenteer.
Mr. Valorion nam een draaiend-trippelpasje aan en verliet ons om de balzaal in te gaan. Nog even keerde hij zich om en wees ons met zijn oogen op een groote, zeer bruine, maar buitengemeen mollige dame, die hij met zijn allerfraaiste buiging naderde.
Hij bood haar den arm en toen hij druk met haar pratend ons met opzet voorbijkwam, moesten we onwillekeurig lachen, omdat hij zoo sentimenteel omhoog keek en lazen we duidelijk in zijn oogen: - Ah quelle femme, quelle femme opulente!
Wij gingen door den tuin om ons rijtuig, dat achter het Paleis gestationneerd was, op te zoeken, en terwijl we pratend de verlichte champagne-bar voorbijkwamen, zagen we achter de kiosk, half in de schaduw, iemand zitten op een schommelstoel.
- Hé, kijk! zei Jansen, die is aardig! daar zit ons jeugdig ambtenaartje in zalige rust. Wel, wel, wat heeft hij zich te goed gedaan, dáár staat nog een bord vol kip en getruffeerde pastei naast zijn stoel op den grond, een leege bourgogneflesch ligt er bij! Zeg, jongmensch! zou je niet liever naar huis gaan?
Ik schudde hem zachtjes: - Ajo! word eens wakker?
Hij hief even het hoofd op, met gesloten oogen, zijn mond vertrok als proefde hij nog in den slaap met geoefende lippen. Een diepe zucht ontsnapte met een blazend: rrrppff! zijn borst en terwijl hij nog wat slapper in elkaar zakte in den gemakkelijken stoel, mompelde hij binnensmonds:
| |
| |
- Punch à la Romaine, pff! champie - pff! whiskey-soda. - Goeie boel, hier - pff! grrnkt!
- Kom, vriendlief! je bent hier niet bij moeder thuis.
- Gnnrrr chnrrrttt pfff!
- Toe sta op, je zit hier zoo gek!
- Pff grnnrkt! pfffft - gnrt!
- Niets aan te doen! zei Jansen. Hij weet van toeten nog blazen, laat hem maar slapen.
- Maar hij kan hier toch niet blijven zitten tot morgenochtend.
- Dat hoeft ook niet. Als ze over een paar uur de lichten uitdoen, vinden ze hem wel.
- En dan?
- Dan zoeken ze wel een lotgenoot voor hem op.
- En dan?
- Dan brengen die mekaar thuis. Aha! daar is onze wagen - stap in.
- Ben je wakker, koessir? Ada bangoen?
- Saija toewân!
- Mooi! dan vooruit en poelang! (naar huis).
|
|