Dichtlievende uitspanningen
(1753)–Jan Jacob Mauricius– Auteursrechtvrij
[pagina 229]
| |
Den 8 Maart 1753.- Heroum laudes, & facta parentis
DOorluchte Friso, die, van 't stof der aarde ontslagen,
Voor ons helaas! te vroeg ten Hemel ingedraagen,
Nu boven Zon en Maan, met Eng'lenglans bekleed,
Ten reie gaat, en op een' vloer van starren treedt,
Vergeef ons, dat wy thans 't uitwendig treuren staaken,
(Want uw' gedachtenis blyft in ons hart gedrukt)
En gun ons deezen troost, nu Gy ons zyt ontrukt,
Dat wy ons met Uw Beeld vermaaken,
| |
[pagina 230]
| |
Uw' lieven Wilhem, in wiens pas ontlooken' jeugd
Wy reeds de straalen zien uitblinken van Uw' deugd,
Uw Wilhem, 't overschot van 't dierbaar bloed der Helden,
Die trouw hun goed en bloed voor 't Land te pande stelden.
Opdagend Morgenlicht, dat elk met vreugd beschouwt,
En op wiens glans Euroop 't gezicht gevestigd houdt,
Rys, als de Lentezon, die na 't geloei der vlaagen
Door 't floers der wolken breekt, en uit zyn'Ga naar voetnoot* gouden wagen
Een' daauw van zilver op de ontroerde golven strooit,
En met zyn koestrend vuur 't bevrooren veld ontdooit.
Rys! elke dag, elk uur verheldere Uwe straalen
Met nieuwe heerlykheid, met geen penseel te maalen,
Terwyl wy Karoline, Uw' Zuster, als de Maan,
Zich spieg'lende in Uw licht, zien aan Uw' zyde staan.
Vrouw Anna, 't pronkbeeld der Prinçessen,
Brittanjes çiersel, Neêrlands hoop,
Zal U door Moederlyke lessen,
Maar door haar voorbeeld best, bestieren in Uw' loop,
| |
[pagina 231]
| |
En 't rechte Zonnespoor U wyzen in het klimmen,
Tot Gy, gesteegen uit de kimmen,
Met vollen luister en volkoomen Zomerglans
Zult blinken aan des Hemels trans.
Dan zult Ge in Nederland de goudeeuw doen herleeven,
En ons een' Friso wedergeeven.
|
|